50
16 FEBRUARI 1950
Art. 3. Dit artikel behoort in de verordening niet thuis doch kan
eventueel geplaatst worden in een instructie voor de Dienst van
het veemarktbedrijf dan wel in een instructie van die Dienst voor
de betrokken ambtenaren.
Overigens zal het wel de bedoeling zijn dat ook de verlichting
van de overkappingen door de dienst van het veemarktbedrijf zal
worden verzorgd, hetgeen bij de huidige redactie niet is voorge
schreven.
Art. 4. Ook dit artikel hoort in de onderwerpelijke verordening
niet thuis.
Overigens zal de looplamp wel dienst moeten doen bij het „uit
wendig" onderzoek van de automobielen etc., namelijk bij het ge
bruikelijk onderzoek van de onderzijde van het motorrijtuig. In
ieder geval zal naar men mag aannemen voor zulk een
onderzoek de looplamp wel gebruikt mogen worden.
Art. 6. De regeling van de entree-gelden ware op te nemen in
de marktverordening en de entree-gelden daarbij aan te merken
als marktgelden, met alle gevolgen van dien.
Art. 11. Niet alleen de eigenaar, doch ook de „houder" van het
motorrijtuig zal controle moeten toelaten.
Art. 6, 8 en 11. Het verdient aanbeveling de handelingen nauw
keurig te registreren.
Daartoe zou voor elke motorrijtuig, dat tot de markt wordt aan
gebracht een van gemeentewege te verstrekken identiteitskaart
moeten worden ingevuld, waarop de gebruikelijke gegevens door
de aanbieder zouden moeten worden ingevuld (merk, bouwjaar,
motor- en chassisnummer etc.) met nauwkeurige vermelding van
de naam en het adres van de aanbieder. Op voormelde kaart zou
eveneens de eventuele koper moeten worden vermeld. De voorge
stelde registratie zou in hoge mate belemmerend kunnen werken
op de handel in gestolen en andere door misdrijf verkregen (ge
smokkelde) motorrijtuigen. Het spreekt vanzelf dat de identiteits
kaart bij de hiervoren bedoelde Dienst zal moeten blijven berusten.
De heffing van het marktgeld zou kunnen worden verbonden aan
de uitreiking van de identiteitskaart.
In de ontwerp-verordening mist men sancties op de niet na
leving van de gegeven voorschriften. Er ware onder meer te be
palen, dat ieder, die enige bepaling van de verordening overtreedt,
voor b.v. ten hoogste drie achtereenvolgende malen van het bezoek
van de markt kan worden uitgesloten en bij recidive zelfs voor de
tijd van èèn jaar.
Tenslotte zullen de ambtenaren, die met het toezicht worden
belast, nader moeten worden aangeduid en zullen de bevoegdheden
dier ambtenaren (controle van de juistheid der op de identiteits
kaart gestelde gegevens, uitsluiting van marktbezoek etc.) nader
moeten worden omschreven.
De heer JONGBLOED voelt, dat de weg, die hij bewandeld heeft,
juist is geweest, nu liij de bezwaren van de heer Drion gehoord
heeft. Toen spreker de eerste verordening kreeg, was hij van
mening, dat deze zo niet kon blijven. Hij heeft toen een nieuwe
verordening ontworpen en deze besproken met de heren de Werd
en Engbersen. Hij stelde voor de artikelen, die van interne aard
zijn, te schrappen, maar het bleek, dat de heer Directeur van het
Openbare Slachthuis op het handhaven van deze artikelen aange
drongen had. De Directeur zag hierin een soort propaganda in
verband met de goede outillage van deze markt. Voor het woord