496 13 DECEMBER 1950 van de mens op een hoger plan willen brengen. De grote midden groep van ons volk heeft daarbij haar volle aandacht, maar zij schroomt niet om daarbij te wijzen op de fouten weike de huidige organisatie van de middenstand aankleven, daarbij tevens de mid delen aangevend waarlangs verbetering mogelijk is. Zij schroomt evenmin, getuige de rede van Koos Vorrink op het jongste congres van de P.v.d.A. over de buitenlandse politiek, om de vinger te leg gen op wonde plekken, zoals daar momenteel is de internationale verdeeldheid over internationale problemen. Het getuigt van een minderwaardige moraliteit om uit deze openhartige probleemstel ling de conclusie te trekken, gelijk de hakketakschrijver in De Stem doet, dat een partij met mensen van 20 uiteenlopende gedach ten nimmer een krachtige buitenlandse politiek kan voeren. Alle partijen, Mijnheer de Voorzitter, eigenen zich het praedicaat „vooruitstrevend" toe en wanneer ik dit als eerlijk bedoeld wil aan vaarden, dan verschilt de mate waarin en de wijze waarop men vooruitstrevend wil zijn, in die mate dat bijv. de V.V.D. vooruit wil op een oude fiets en anderen de hink-stap-sprong uit de athletiek nabootsen, waarbij het hinken een zeer voorname plaats inneemt. Alleen de Partij van de Arbeid is krachtens haar beginselen inder daad over de gehele lijn vooruitstrevend en wil daarvoor alle ten dienste staande middelen, de bromfiets incluis, benutten. Echter het karretje dat langs de zandweg reed is uit haar arse naal verdwenen, omdat in deze dynamische tijd de gemoedelijkheid uit de dagen van dit vehikel het heeft moeten afleggen. Na dit uitstapje, Mijnheer de Voorzitter, keer ik terug binnen de grenzen van ons stadsbestuur. Er zijn nog verschillende, w.o. ook principiële punten, waaromtrent in deze begrotingsvergaderin gen van gedachten zal worden gewisseld. Bij de algemene beschou wingen zal ik mij omtrent deze punten zoveel mogelijk beperken, in het vertrouwen Mijnheer de Voorzitter, dat U bij de behandeling der hoofdstukken en oosten volop gelegenheid zult laten om die gedachtenwisseling, ook door anderen dan de fractievoorzitters, tot haar recht te doen komen. Wanneer we bij deze begroting de za ken eens goed uitpraten, dan kan dit wellicht ertoe leiden dat gedurende het begrotingsjaar de raad zich inderdaad de beperking oplegt, waarop de voorzitter van de K.V.P.-fractie onlangs heeft gedoeld en waarbij ik mij geheel aansluit. De verhouding tussen het college van B. en W. en de Raad was in het afgelopen jaar over de gehele lijn goed te noemen. Had ik bij vorige algemene beschouwingen nogal aanmerkingen op de wijze en soms ook op de toon, waarop B. en W. hun standpunt te genover de raad bepaalden, ik heb reden om thans mijn voldoening uit te spreken dat dit college zijn best doet om de raad zoveel mo gelijk voor te lichten, terwijl ook het stellen van de raad voor een fait accompli minder voorkomt dan wel eens het geval is geweest. Mijn erkentelijkheid gaat vooral uit naar U, M.d.V., voor de be reidheid om met de raad te beraadslagen over onderwerpen, welke strikt genomen vallen buiten het interpellatierecht van de raad. Ook voor de wijze waarop U onze vergaderingen leidt heb ik veel bewondering, al heb ik mij wel eens een enkele keer gegriefd ge voeld over het op een gegeven moment vrij abrubt beëindigen van de discussies. Meer respect nog, ik geloof zelfs het woord bewonde ring te mogen gebruiken, heb ik voor de wijze waarop U buiten deze raad steeds op de bres staat voor het behartigen van de be langen der gemeente en van haar ingezetenen. Met gebruikmaking van uw grote gaven, legt U daarbij een werkkracht en een volhar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 496