13 DECEMBER 1950 501 deze functie benoemd dienen te worden. De man, die geacht kan worden dat onderdeel van het algemeen welzijn, waarop de functie betrekking heeft, het beste te kunnen verzorgen, is de meest ge schikte man. Gaan wij na aan welke eisen zo een man in het alge meen zou moeten voldoen, m.a.w. welke eigenschappen hem zouden kunnen maken tot de meest geschikte. Ik zal er U enkele noemen: talenten, bekwaamheid, toewijding, werkkracht, werklust, gedrag, zedelijk overwicht, karakter, ver standhouding tot anderen met wie samengewerkt moet worden enz. Het ging hier om twee personen, waarvan een persoon reeds gedu rende geruime tijd in de practijk bewezen had deze eigenschappen, nodig om hem geschikt te doen zijn voor deze functie, in ruime mate te bezitten. Geen der raadsleden heeft kunnen beoordelen en kan zulks nog niet of dit bij de andere candidaat in even grote mate het geval zal zijn. De practijk zal dit nog voor een groot deel moeten uit maken. Feit is, dat deze man juist op het terrein waarvoor hij werd benoemd, nog zeer weinig ervaring heeft. Er is echter nog een motief van meer ondergeschikte aard, het welk gepleit zou hebben voor een benoeming van Ir. Wijs. Aannemende, dat beide candidaten geschikt zouden zijn, dan mag en tot op zekere hoogte moet dan ook rekening worden ge houden met de meerdere of mindere verdiensten, welke de candi daten zich t.o.v. onze gemeente reeds mochten hebben verworven. In dit geval verdient dus steeds de geschikte man, die gedurende langere tijd zijn beste krachten aan de gemeente heeft gegeven, de voorkeur boven de man, die zulks niet heeft gedaan. Ook dit zou dus gepleit hebben voor de benoeming van de waar nemend Directeur. Het is op bovenstaande motieven, M.d.V., dat mijn fractie dan ook gemeend heeft destijds voor de benoeming van de heer Wijs te moeten stemmen. Dat deze niet benoemd is heeft ons geschokt in ons vertrouwen in een juiste rechtsbedeling door deze gemeenteraad, tenzij men zal kunnen aantonen dat deze benoeming in strijd zou zijn geweest met het algemeen welzijn. Is zulks niet het geval, M.d.V., wat waren dan de motieven tot de benoeming van de andere candidaat? Officieel hebben wij daar voor nog geen verklaring gehad, wel hebben wij onmiddellijk na de stemming van verschillende leden gehoord waarom zij hadden tegen gestemd en dan moet het mij toch van het hart dat de meeste dezer motieven geen steek hielden. Ik geloof niet dat het nuttig is al deze motieven hier nog eens te herhalen; indien de betreffen de leden, die deze motieven destijds lanceerden en zich deze nu nog herinneren, er behoefte aan hebben deze thans nog eens in het openbaar te herhalen, dan hebben zij daartoe zelf de gelegenheid. Wel wil ik in het algemeen nog graag iets zeggen over een bepaal de categorie van motieven, welke ten nauwste verband houden met een der hoogste goederen welke aan een ieder gewaarborgd dienen te worden, nl. de vrijheid te leven volgens zijn beginselen indien daardoor het algemeen welzijn niet wordt geschaad. Bij de argu menten waren ook geruchten, M.d.V., waarvan men niet wist of zij al dan niet waar waren. Niettemin werden deze geruchten gebruikt als argument voor het stemmen tegen. Het veroordelen, M.d.V., wat hierin ligt opgesloten roept herin neringen op aan een tijdperk in onze vaderlandse geschiedenis, dat nog niet zo ver achter ons ligt, toen ook vonnissen werden geveld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 501