502 13 DECEMBER 1950 zonder wettig en overtuigend bewijs en alleen vermoedens of soms zelfs nog minder, al voldoende waren om iemand tot de zwaarste straffen te doen veroordelen. Dat zulks met recht niets te maken heeft zal in dit gezelschap wel geen bewijs van node hebben. In eerste instantie zou ik hiermede willen volstaan, M.d.V., voor wat betreft deze benoeming. Naar het officiële standpunt van de K.V.P. zijn mijn fractiege noten en ik zeer benieuwd, alsmede naar de wijze waarop zij menen hier het algemeen welzijn van de gemeente te hebben bevorderd. Mijnheer de Voorzitter, ik dank U. De heer VAN KAMPEN zegt daarna het volgende: Nu wij wederom voor de behandeling van de begroting geplaatst zijn, worden wij gedrongen achterom te zien, naar het jaar dat nu bijna verstreken is. Er hebben zich in onze stad in dit jaar geen schokkende gebeur tenissen voorgedaan. Zelfs was het een geheel normaal verloop. De begroting is sluitend gekregen, zij het op een te hoog niveau en al wordt ook de stok achter de deur geplaatst voor de niet vol strekt noodzakelijke uitgaven. Al was het dan ook, Mijnheer de Voorzitter, een geheel normaal verloop, dat wil toch zeker niet zeggen, dat er geen dingen be handeld werden, die niet onze intense belangstelling hadden, ja, die wij als besluiten van de eerste rang beschouwden. Al is het hier geen stad als Rotterdam, toch klopt eveneens hier het hart van de arbeid. Er is drang, er is ontwikkeling in elke le venssfeer. Als zeer juist beschouw ik het antwoord, als het College van Burgemeester en Wethouders spreekt over de hiërarchie der uitgaven, die geplaatst werden onder A, B en C. Respectievelijk die om te werken; om te wonen; om zich te ontwikkelen. Daar de nood echter om te wonen groter is dan om te werken, worden niet de grootste uitgaven geplaatst onder A, maar onder B. Verder doet het aangenaam aan, dat B. en W. naar voren brengen dat onze gemeente een groot gedeelte van haar succes, voor wat betreft: schoonheid, doelmatigheid en economische opzet, dankt aan adviezen van adviseurs en anderen. Dat neemt echter niet weg, dat het andere, zeker niet geringe gedeelte, mag geschoven worden op de schouders van B. en W. Het gaat immers eveneens om initiatief, durf en doorzettingsvermogen. Hiervoor de welgemeende dank van de Raad, aannemend dat ook alle andere Raadsleden hiermede in stemmen. Dank ook aan het personeel en de hoofden van dienst die alle tezamen, van Breda een prettige woonstad maken. Verder terugziend op het jaar 1950, kunnen wij gewagen van een goede samenwerking met het College van Burgemeester en Wet houders en van een collegiale verhouding tussen de verschillende politieke groeperingen in de Raad. Hoewel wij, mijnheer de Voorzitter, een jaar van voorspoed ach ter de rug hebben, zijn er zeer zeker zorgen, die in de nabije toe komst nog benauwend zijn. Benauwend is nog steeds het woning vraagstuk. Honderden burgers wachten nog steeds op een plekje om te kunnen wonen. Honderden wachten het ogenblik dat zij van de grootste aller plagen, nl., de samenwoning verlost zullen worden. Benauwend is ook het verkeersvraagstuk. Hieraan denkend moe ten wij niet blijven vasthouden aan het oude, maar moeten wij ruimte maken, om het verkeer, het steeds toenemend verkeer in de binnenstad op te vangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 502