13 DECEMBER 1950
513
samenhangen, werden nog onlangs besproken in een vergadering
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Daar werd de vrees geuit, dat door een steeds verdergaande cen
tralisatie van het financieel beleid het met de gemeentelijke zelf
standigheid berg-afwaarts zal gaan.
Het wetsontwerp gaat uit van de gedachte, dat de uitkeringen
uit het gemeentefonds kunnen worden opgevoerd tot 125%, terwijl
daarnaast in verband met de meerdere opbrengsten van de belas
tingen uit dit fonds nog een uitkering over 1948 en 1949 is te ver
wachten van 5%. Hetgeen dan nog overblijft, zal door het Rijk
ten behoeve van de gemeenten worden gereserveerd. Indien dit
wetsontwerp door de Staten-Generaal wordt aangenomen, dan kan
nog een bedrag van ongeveer f 125.000,— worden verwacht, het
welk naar sprekers mening dient te worden bestemd voor
versteviging van de post onvoorziene uitgaven en voor de nodige
investeringen.
Uitvoerig is gedebatteerd over het systeem, waarbij het Rijk ten
behoeve van de gezamenlijke gemeenten gaat reserveren. Hiertegen
rees verzet van alle gemeenten en aan de Staten-Generaal is een
adres over deze aangelegenheid gezonden. Het standpunt is inge
nomen, dat de gemeenten over hun financiën, met inbegrip van de
reserveringspolitiek, zelfstandig moeten beslissen, onder toezicht
van het wettelijk orgaan daartoe, de Gedeputeerde Staten.
Daarnaast bestaat nog een overschot uit het gemeentefonds 1947
waaruit reeds eerder tweemaal een bijzondere uitkering is gedaan,
maar waaruit naar achteraf is gebleken nog ongeveer f 6,50
per inwoner kan worden verdeeld. De regering staat op het stand
punt, dat bij uitkering dit bedrag moet worden bestemd voor
afschrijving van oude tekorten (welke voor deze gemeente niet be
staan) en vervolgens voor buitengewone aflossingen van geldle
ningen. De vertegenwoordigers van de gemeenten menen echter,
dat deze inkomst moet worden verantwoord op hoofdstuk I van
de begroting, en verder kan worden aangewend door de gemeente,
onder het normale toezicht van Gedeputeerde Staten. Indien dit
bedrag inderdaad aan de gemeente wordt uitbetaald, dan doet men
naar sprekers inzicht verstandig dit bedrag te reserveren.
Ook de heer Mr. Oud, Voorzitter van de Vereniging van Nederlandse
gemeenten was op genoemde vergadering van oordeel, dat ten deze
de gemeente haar eigen taak en verantwoordelijkheid moet blijven
behouden.
Concluderende kan spreker zeggen, dat de financiële toestand
van de gemeente precair blijft, zodat er voor moet worden gewaakt
dat geen uitgaven worden gedaan, die niet direct nodig en verant
woord zijn. Indien deze gedragslijn wordt aangehouden, zal het
mogelijk zijn deze moeilijke tijd te boven te komen.
De heer Toxopeus heeft bij zijn beschouwingen reeds gewezen
op de internationale moeilijkheden. Deze worden veroorzaakt door
één macht in Europa, welke ook er voor verantwoordelijk is, dat
de toestand in Nederland in financieel en economisch opzicht zo
veel zorgen baart.
De VOORZITTER sluit de vergadering.
De Secretaris,
De Voorzitter,