516
14 DECEMBER 1950
ringen gesproken over een 5 jaren-plan. Ook spreker moet voor
uitzien, niet slechts voor vijf jaar, maar zeker voor tien tot vijftien
jaren. Als men nagaat, hoe de bevolking van deze gemeente in 1965
vermoedelijk zal zijn samengesteld, dan rijzen daarmede onmiddel
lijk de vraagstukken op omtrent de nodige bouwgronden, de gele
genheden voor ontspanning, de sportvelden e.d.
Voor de coördinatie van de verschillende werkzaamheden wordt
thans minstens eenmaal, dikwijls tweemaal in de week een geza
menlijke bespreking gehouden met de betrokken hoofdambtenaren
van de secretarie en de dienst van openbare werken.
Spreker wil ook de woorden van de Voorzitter onderstrepen, dat
het voorbereidende werk bij het College van Burgemeester en Wet
houders moet blijven. Zo is onangs zijn aandacht getrokken door
een bepaald terrein van circa 70 hectaren dat voor de gemeente
zeer nuttig zou kunnen zijn. Voordat hieromtrent de Raad een
voorstel zou kunnen worden gedaan, zal er nog geruime tijd ver
lopen: kan dit over een jaar, dan zou spreker beslist niet ontevre
den zijn. Zelfs voordat hij in het College van Burgemeester en Wet
houders een enigszins concreet plan hierover ter bespreking kan
voorleggen, moet veel voorbereidend werk worden gedaan. Wellicht
zijn nog besprekingen nodig met Gedeputeerde Staten, met het
Prijzencomité voor onroerende goederen en anderen. Al dit werk
moet gedaan worden zonder ruchtbaarheid. Het lijkt spreker niet
verstandig om nu al met de Raadsleden hierover te gaan spreken.
Te zijner tijd zal de Raad natuurlijk volledig worden ingelicht en
zelfstandig kunnen beslissen.
Spreker hoopt steeds op het vertrouwen van de Raad te mogen
rekenen, hetwelk voor hem een onmisbare voorwaarde is om de vele
voorbereidende werkzaamheden, die hem evenals de andere le
den van het college zijn opgedragen, goed te kunnen verrichten.
Wethouder ROMSOM meent met enkele opmerkingen te kunnen
volstaan. Wat betreft de raadscommissie voor voorbereiding van
de herziening van de regeling der wethouderspensioenen kan hij
opmerken, dat hem eerst thans is gebleken, dat hier een misver
stand schijnt te bestaan. De Commissie behoort overeenkomstig
artikel 27 van het Reglement van orde voor de Raadsvergaderingen
zelfstandig haar voorzitter te kiezen, die daarna de vergaderin
gen kan uitschrijven. De Commissieleden schijnen echter op Bur
gemeester en Wethouders te hebben gewacht, hetgeen spreker niet
bekend was. Wellicht kunnen de leden dezer commissie, de heren
Van Egeraat, Jongbloed, Toxopeus en Veldkamp, reeds na deze
vergadering bijeenkomen om tot een benoeming van een voorzitter
der commissie over te gaan. Dan zou ook contact kunnen worden
opgenomen met de aan de commissie toegevoegde secretaris, de
chef van de afdeling personeelszaken ter secretarie die zich bereids
over de betreffende materie heeft georiënteerd. Wel is er naar
spreker meent aanleiding wegens het vertrek van de heer Van
Oijen, die ook in deze commissie zitting had, hierin opnieuw een
lid van de Protestants-Christelijke fractie te benoemen.
Ten aanzien van de 2% vacantie-toeslag kan spreker het volgen
de opmerken.
Sinds 1947 wordt bij Koninklijk Besluit jaarlijks voor het rijks
personeel een vacantie-toeslag toegekend, bedragende 2% van het
salaris, echter met dien verstande dat de gratificatie niet meer mag
bedragen dan 50.(dus minder dan 2% voor hen, die een salaris
of loon genieten van meer dan 2500.-—) en bovendien niet mag