14 DECEMBER 1950
517
worden toegekend aan hen, die een salaris hebben, dat boven een
bepaalde grens uitgaat. De lagere publiekrechtelijke organen, in
casu de gemeenten, zijn gehouden deze rijksregeling te volgen.
Reeds in 1948 en 1949 werd geïnformeerd, of het zin had ten
departemente tegen deze restricties te ageren. Van de zijde van
het hoofdbureau van een landelijke vakorganisatie voor overheids
personeel werd toen medegedeeld, dat zulks geen enkel resultaat
zou hebben.
In verband met hetgeen in de Raad werd opgemerkt bij de be
handeling van de begroting voor 1950 en met een door de com
missie voor ambtenarenzaken gedaan verzoek waren Burgemees
ter en Wethouders voornemens op een daarvoor geschikt tijdstip
(dit was ongeveer Maart-April 1950) zich te dezer zake tot de
Minister van Binnenlandse Zaken te wenden. Hiervan is toen ech
ter afgezien in verband met de toen aanhangige besprekingen om
trent de classificatie van de gemeente.
Een analoge gratificatie-regeling wordt jaarlijks door de Ge
deputeerde Staten dezer Provincie getroffen voor de secretarissen
en ontvangers van de gemeenten. Uiteraard profiteren hiervan
alleen de bedoelde functionarissen in de kleinere gemeenten. Naar
aanleiding van deze om advies toegezonden ontwerp-regeling
heeft de Raad van de gemeente Eindhoven in 1950 zijn bezwaren
tegen de regeling van de vacantie-toeslag aan Gedeputeerde Sta
ten kenbaar gemaakt. Het tijdstip, waarop zulks geschiedde, komt
niet erg gunstig voor: namelijk nadat de beslissing door de re
gering in deze reeds was genomen.
Spreker is bereid te bevorderen, dat omstreeks Maart-April 1951
Burgemeester en Wethouders hun standpunt in deze aan de Mi
nister van Binnenlandse Zaken kenbaar zullen maken.
Door de heer Jongbloed is gevraagd, of de stichting voor huis
houdelijke voorlichting inderdaad een algemeen karakter draagt
en of hierbij volledig overleg tussen de gezindten van verschillende
levensbeschouwing is gewaarborgd. Hij heeft de aandacht er op
gevestigd, dat het bestuur dezer stichting ongeveer anderhalf jaar
niet bijeen is geweest.
Dit laatste kan spreker bevestigen. In deze periode kon echter
ook niets worden gedaan, omdat geen toezegging werd verkregen
omtrent de verwachte rijkssubsidie, terwijl het niet verstandig leek
met het werk te beginnen, voordat zekerheid omtrent deze subsidie,
was verkregen. Deze zaak heeft getraineerd wegens gevoerd over
leg tussen de ministeries van Sociale Zaken en Financiën. Nadat
was komen vast te staan, dat op de steun van het Rijk kon wor
den gerekend kon eerst het voorbereidende werk verder wor
den voortgezet. Naar sprekers mening, past hierbij een woord
van lof aan het adres van Mejuffrouw Koppelaar die in deze zeer
actief is geweest en een gepaste zelfstandigheid, zo nodig bij dit
werk, heeft getoond: door haar toedoen kan de huishoudelijke voor
lichting nu beginnen. Vorige week is de betreffende commissie
weer bijeen geweest en heeft volledig haar fiat gegeven aan de
uitgestippelde plannen. Ook van de niet-Katholieke groepen wordt
de nodige activiteit verhoopt, teneinde de gehele bevolking van
Breda, in zijn diverse levensbeschouwelijke richtingen, bij deze
huishoudelijke voorlichting te kunnen betrekken, want het werk
is niet eenzijdig, maar in groot verband opgezet. Het komt spreker
voor, dat men op de juiste wijze is te werk gegaan.
Voorts heeft de heer Jongbloed gezegd, dat het contact tussen
de Raad en spreker te wensen zou overlaten: spreker zou enige