518
14 DECEMBER 1950
malen bij de discussies enige geprikkeldheid hebben getoond. Spre
ker acht dit niet onmogelijk, in de door de heer Jongbloed bedoelde
periode was hij ook geestelijk en lichamelijk minder fit. Overigens
zou spreker er op willen wijzen, dat men goed doet er rekening
mede te houden, dat ieder op zijn beurt wel eens een slechte dag
heeft: zo had spreker in de laatste vergadering de indruk, dat
de heer Jongbloed niet zijn beste dag had.
Spreker kan de verzekering geven, dat hij alle krachten inspant
om zijn taak naar behoren te vervullen en hoopt daarbij het ver
trouwen van de Raad te hebben.
Wethouder MEIJS is erkentelijk voor de woorden van dank aan
het college van Burgemeester en Wethouders gebracht. Hij is er
zich van bewust, dat hij niet het recht heeft deze dank ten volle
te incasseren, nu hij eerst enkele maanden de functie van wethou
der vervult. Het doet echter goed woorden van waardering te mo
gen vernemen.
De opvatting van de heer Veldkamp, als zou de Raad in betekenis
afnemen, kan spreker voor wat deze gemeente betreft niet
delen. Hoe de verhoudingen elders in den lande liggen, kan hij
niet beoordelen: wellicht, dat daar iets gewijzigd moet worden.
Wel behoort men uit te gaan van de in de gemeentewet neergelegde
scheiding tussen de taak van de Raad en die van Burgemeester en
Wethouders.
Het heeft spreker gespeten, dat de heer Jongbloed, met wie hij
ais fractie-voorzitter steeds prettig heeft kunnen samenwerken,
heeft gemeend de landspolitiek in deze beschouwingen bij de ge
meente-begroting te moeten betrekken. Dit acht spreker niet juist.
Hij hoopt, dat noch de heer Jongbloed, noch de andere fractie
voorzitters een volgend jaar in deze richting zullen voortgaan. Het
gevolg daarvan zou slechts zijn: nodeloos lange en onvruchtbare
algemene beschouwingen bij de begrotingsbehandeling.
Spreker kan toegeven, dat het wellicht beter geweest ware, in
dien bij de schriftelijke voorbereiding op de begrotingsbehandeling
het antwoord van Burgemeester en Wethouders inzake het ge
mengd zwemmen in een andere vorm was gegeven. Spreker heeft
bij de zwembassins in de gemeente een onderzoek ingesteld, om na
te gaan of het mogelijk zou zijn in de inrichtingen dusdanige wij
zigingen te brengen, dat aan de verlangens van een gedeelte van
de Raad in deze aangelegenheid op een voor anderen aanvaardbare
wijze tegemoet kan worden gekomen. Zulks lijkt spreker echter
niet mogelijk, in verband met de hoge kosten, welke daaraan zijn
verbonden, en welke met het oog op de ongunstige financiële po
sitie van de gemeente niet verantwoord zijn te noemen. Het ligt
in het voornemen van Burgemeester en Wethouders de inrichting
van een nieuwe zwemgelegenheid welke binnen niet al te lange
tijd is te verwachten zodanig te doen geschieden, dat in deze
aangelegenheid een acceptabele oplossing wordt gevonden. Spreker
wil er wel op wijzen, dat het geen zin heeft dat Burgemeester en
Wethouders, die in deze de gevoelens van de Raad kennen, een
voorstel doen, dat niet wordt aangenomen. Zulks zou een oplossing
van deze aangelegenheid geenszins bevorderen.
De heer VELDKAMP zegt daarna ongeveer het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Wanneer ik terugblik op de beschouwingen, welke gisteren in de
Raad zijn gehouden, dan moet het mij in tweede instantie van het
hart, dat de gedachtenwisseling, welke tussen uw college en de