V* 524 14 DECEMBER 1950 hand, dat twee personen uit de fractie spreken. Is er volle eenstem migheid, dan ligt het voor de hand, dat de fractievoorzitter het standpunt mededeelt, alhoewel deze ook als persoon de mening van verschillende leden kan weergeven (dit gebeurde bij de bad- geyserkwestie) 3. Nimmer is het zo, dat de leden in de K.V.P. volkomen gebonden naar de vergadering gaan. Nimmer. Er is ruimte voor verandering van standpunt. Dit gebeurde b.v. bij de badgeyserkwestie, toen ver schillende leden, die voor waren, na de toelichting van de wethou der van mening veranderden. Dit gebeurde bij de brandweer, waar bij beraad plaats vond. Dit beraad diende niet om een nieuwe stem plicht op te leggen, doch om te zien, of het standpunt, dat namens verschillenden werd weergegeven, naar het oordeel van deze leden nog gehandhaafd kon worden, waarvan weer bezuiniging van de tijd gevolg was. 4. Het fractiebeleid is nodig om tijd te sparen. Ik wenste alleen, dat de P.v.d.A. dit ook deed. Daar repeteren soms 8 sprekers het zelfde, terwijl met hetzelfde effect een persoon dit gemeenschap pelijk standpunt kenbaar kan maken. 5. Zolang ik lid van de K.V.P.-fractie ben, is er nog nooit in de fractie gestemd, behalve over benoemingen in de fractie. Stemvee is de K.V.P. dus niet, zoals^Jiet jongste lid van de fractie van de P.v.d.A. onlangs na een vergadering opmerkte. 6. Dat de academici de baas zouden spelen in de K.V.P.-fractie over de meer schuchtere niet-academici, gelooft de heer Jong bloed gelet op de persoonlijkheden, welke de K.V.P. onder de niet-academici telt toch waarachtig zelf niet. Mijnheer de Voorzitter, ik kan het gehele betoog van de heer Jongbloed niet anders zien als een zucht naar politieke sensatie. Ik betreur dit zeer en had van een doorgefourneerde politicus wel anders verwacht. Dergelijke betogen kunnen de goede verhoudin gen ten zeerste benadelen. Ten aanzien van een punt wil ik met betrekking tot het betoog van de heer Jongbloed nog een opmerking maken, nl. de benoeming van de nieuwe directeur van openbare werken. Ik stel voorop dat ik meen terzake geen verantwoording schuldig te zijn, noch aan de heer Jongbloed, noch aan iemand anders, daar het een geheime stemming betreft. Maar ik acht het nuttig als reactie op zijn opmerking het volgende te zeggen. 1. Vooreerst stel ik, dat, volgens de inlichting, welke wij van de Voorzitter kregen, en welke wij ook op andere wijze bevestigd vonden, de candidaten gelijkwaardig waren. 2. Ik merk vervolgens op, dat blijkens de uitslag van de verkie zing niet alle K.V.P.-leden hun stem op de heer Gooden uitbrach ten, zodat van een bindende beslissing in de K.V.P.-fractie zeker niet gesproken kan worden. 3. Wanneer de heer Jongbloed over verdelende rechtvaardigheid en een goede rechtsbedeling in het algemeen belang spreekt, merk ik op, dat dan volgens de redenering van de heer Jongbloed in vele plaatsen in den lande, waar de K.V.P. in de minderheid is, deze verdelende rechtvaardigheid en goede rechtsbedeling geschonden worden. (Voorbeelden: 's-Gravenhage en Hoge en Lage Zwaluwe). 4. De verdelende rechtvaardigheid, toegepast op het gehele land, zegt, dat de Katholieke mensen in Katholieke streken hun plaats moeten krijgen. Dit kan bij de stemming een rol gespeeld hebben. 5. De K.V.P. fractie maakt hiervan geen exclusief gebruik, waar verschillende hoofden van dienst niet Katholiek zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 524