14 DECEMBER 1950 549 U als promotor, heeft dit alles niet alleen kunnen doen, U had mensen nodig, behalve de zo even genoemde, die de plannen voor U uitwerkten en zover brachten dat deze een punt van bespreking konden uitmaken in het college van Burgemeester en Wethouders en van de commissie. Heel eenvoudig klinkt deze uiteenzetting, doch uw College en de Commissie weten welk een werk hierin vooraf ging. Een grote steun had U zich weten te verwerven van de thans nog fungerend directeur van Openbare Werken, de heer Wijs. U heeft in samenwerking met de heer Wijs, de moeilijkhe den in die banen weten te leiden die in het belang van de gemeente waren. Dit was geen gemakkelijke taak, veel tijd en inspanning heeft dit van u gevraagd, want u had rekening te houden met iemand die niet alleen een zelfstandige persoonlijkheid was, ook zijn stedebouwkundige kennis sprak een woordje mede, wat wij dikwijls hebben kunnen constateren. De inschakeling van de meest promi nente figuren, op stedebouwkunde, uit het land, heeft u tot stand weten te brengen. Dat deze inschakeling niet zonder verzet is ge gaan, laat zich indenken, gezien wat ik zoeven naar voren bracht. Nog is dat verzet, als ik het zo noemen mag, niet geheel overwon nen, al is het thans in vragende vorm gesteld in het centraal rapport. Er zijn vele leden achter het Vele heb ik een vraagteken geplaatst!, die de vraag hebben gesteld of het in verband met de financiële toestand der gemeente nog wel gewenst is dat de ge meente zich laat bijstaan door dure deskundigen van wier werk zaamheden het nuttig effect maar in zeer enkele gevallen blijkt. Deze leden meenden dat deze gevonden konden worden in het amb tenarencorps der gemeente. Mijnheer de Voorzitter, ik had liever gezien dat Burgemeester en Wethouders hierop deze raadsleden uitvoeriger hadden geantwoord, zelf zou ik hierop het een en ander kunnen zeggen door de ervaringen opgedaan in de vergaderingen van de Bouwcommissie, doch ik vrees dat ik wederom in conflict kom met een van onze commissieleden. Mijnheer de Voorzitter, toen ik deze beschouwing op het papier zette, was de Raad nog onkundig met wat U deze vele? leden zoudt antwoorden op de zoeven genoemde vraag, gesteld bij het afdelingsonderzoek. Uit Uw overtuigend en gevoelvol antwoord, zullen niet alleen de vele? leden doch de gehele Raad en tevens ook onze ingezete nen, voor zover zij het uit de pers zullen hebben of nog zullen ver nemen, ruimschoots bevredigd zijn en zullen de bezwaren tot een minimum gereduceerd zijn. Spijtig vind ik het dat ons medelid der Bouwcommissie, archi tect Mol niet aanwezig heeft kunnen zijn om nogmaals uit Uw mond de motieven aan te horen voor deze inschakeling van de grootste bouwmeesters uit ons land, misschien was ook hij, staan de ter vergadering tot een andere zienswijze gekomen. Terugkomende op de moeilijkheden welke te overwinnen waren, zeide ik, dat U grote steun ondervond in de thans nog fungerend Directeur en zijn staf van medewerkers, tot 1 Januari e.k. mijnheer de Voorzitter, dan zal Uw arbeid opnieuw worden verzwaard, door dat de nieuw benoemde Directeur van Openbare Werken zijn func tie in onze stad zal aanvaarden. Deze benoeming zal in verband dat de heer Gooden onbekend is met onze stad, onbekend met de vele vraagstukken die onze stad met zich brengt, kracht en inspanning van U vragen, al zullen deze ook wel weer te overwinnen zijn. Deze verzwaring van Uw arbeid was niet nodig geweest, beide candidaten waren, wat kunde betreft, gelijk, wanneer de R.K.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 549