56 16 FEBRUARI 1950 de eigenaar der opslagplaats verplicht is, deze plaats vanaf de weg onzichtbaar te maken om de omgeving niet te ontsieren. De VOORZITTER zégt, dat inderdaad de afscheiding zodanig moet zijn, dat geen ontsiering optreedt. Spreker verzoekt de redactie van deze voorwaarde aan Burgemeester en Wethouders over te laten. De eigenaar kan misschien een muur of bomenrij plaatsen. Misschien is een dergelijke voorwaarde als kettingbeding moge lijk. Spreker verzoekt hiervoor de machtiging van de Raad. Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeen komstig het voorstel. Bovendien besluit de Raad de gevraagde machtiging te verlenen. 26. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de boer derij met bouwland, Terheydenseweg 165, opnieuw voor een jaar te verpachten aan A. W. Mathijsen. (Bijlagen 1950, no. 41). Dienovereenkomstig wordt besloten. 27. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot uit de pacht neming van een gedeelte van perceel Princenhage, sectie I, no. 2877, verpacht aan C. Mulders. (Bijlagen 1950, no. 69). De heer BREKELMANS heeft geen bezwaar tegen het voorstel. Hij vindt echter de berekening der vergoeding ad 3300.per Ha. nogal hoog. Spreker vraagt zich af wie deze berekening gemaakt heeft en hoe het bedrag berekend is. De heer MEYS heeft tegen het voorstel geen direct bezwaar. Spreker mist evenwel bij dergelijke voorstellen de factor welke aangeeft de contante waarde, die de gemeente moet betalen. De betaling vindt in eens plaats, ofschoon deze ook in 2 a 3 jaren kan geschieden. Bij contante betaling dient het bedrag iets lager gesteld te wor den, omdat van dit bedrag over die jaren rente gekweekt kan worden. Spreker verzoekt hiermede in de toekomst rekening te houden. Wethouder VAN HAPEREN antwoordt, dat dit een buitenge woon moeilijk geval is geweest. De heer Mulders is pachter van deze grond, die eigendom is van zijn schoonvader de heer Jansen. De verhouding tussen deze twee is niet al te best. Toen de ge meente deze grond van de heer Jansen kocht, waren beide heren het er mee eens, dat de pacht in 1952 zou eindigen. Toen de heer Muis, ambtenaar van de Dienst van Openbare Werken, bij de heer Mulders kwam en zei dat de grond voor woningbouw uit de pacht genomen zou worden, maar dat voor deze voortijdige uit de pacht- neming een vergoeding verstrekt zou worden, antwoordde de heer Mulders, dat hij hiervoor 6000.vroeg. De heer Muis bood 2800.als schadevergoeding. De heer Mulders vond dit bedrag veel te gering. Bovendien nam deze er geen genoegen mee, dat de pacht in 1952 afliep. De heer Mulders is daarna naar een rechtskundige in Tilburg gegaan en beide hebben toen bij de Grondkamer een verzoek ingediend de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 56