564 15 DECEMBER 1950 In dit verband meen ik, dat het billijk is te achten eenzelfde be drag aan de Baronie toe te kennen. Ik stel dan ook voor, Mijnheer de Voorzitter, dat aan de R.K. Zwemvereniging „De Baronie'' boven en behalve de reeds voorge stelde eenmalige uitkering ad f 150.voor de jaren 1950 en 1951 een subsidie wordt toegekend van f 350. Hieraan moge nog worden toegevoegd, dat in tal van gemeenten voor reddend zwemmen, gezien het grote algemeen belang, sub sidie wordt verleend, vaak tot aanmerkelijk hogere bedragen. De VOORZITTER waagt of het voorstel van de Heer Koertshuis wordt gesteund. Hij deelt verder mede, dat Burgemeester en Wet houders met bijzonder grote aarzeling een bedrag van f 150.op de begroting hebben uitgetrokken. Spreker zegt thans niet over deze zaak te kunnen oordelen en deze aangelegenheid aan de Raad te willen overlaten. De heer TOXOPEUS vraagt wat precies het voorstel van de heer Koertshuis inhoudt. De Voorzitter antwoordt dat naast het uitgetrokken bedrag van f 150.de heer Koertshuis nog vraagt een bedrag van f 350.- voor de jaren 1950 en 1951. De heer TOXOPEUS zegt dat besloten is dat de subsidies nog zullen worden bekeken. Hij vraagt ook dit subsidie dan te behan delen. De VOORZITTER stemt hiermede in. De heer VELDKAMP is van oordeel dat zekere beperkingen op gelegd dienen te worden ten aanzien van het subsidiebeleid. Men weet niet welke subsidies belangrijk zijn. Mogelijk zijn er momen teel subsidies die minder belangrijk zijn als het thans voorgestelde. De heer JONGBLOED heeft bezwaar tegen het voorstel van de heer Koertshuis. Hij kan zijn medewerking hieraan niet verlenen. Het voorstel is volgens spreker niet op de normale wijze in de be grotingsrapporten behandeld. In de afdelingen was niets bekend over dit voorstel. De heer VELDKAMP ontkent dit. Hij verwijst naar het antwoord op het Centraal Rapport onder post 487 (bladzijde 15). De heer JONGBLOED blijft bij zijn mening. Spreker wil niet tegen het voorstel zijn, doch de zaak is niet voldoende voorbereid: de fracties hebben deze zaak niet kunnen bekijken. Spreker wil eerst volledige gegevens en een behoorlijke begroting, waarna de zaak onnieuw kan worden bekeken. Hij vraagt dit voorstel in han den te stellen van Burgemeester en Wethouders ter fine van be richt en raad en het op het ogenblik te laten bij een bedrag van f 150.—. De VOORZITTER zegt, dat er mogelijk nog andere verenigingen zijn die reddend zwemmen. Hij stelt derhalve voor de zaak nog eens te bekijken. De heer STUBENROUCH zet nog eens duidelijk uiteen, dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 564