15 DECEMBER 1950
565
f 150.in de begroting uitgetrokken, gehandhaafd blijven, doch
dat de kwestie om meer subsidie te verstrekken nog nader zal wor
den bekeken.
De VOORZITTER stelt aan de orde de behandeling van Hoofdstuk
IV VOLKSGEZONDHEID.
De heer VERHAAK zegt geen algemene beschouwingen te wil
len houden over dit hoofdstuk, doch een verzoek tot de Voorzitter
te willen doen met betrekking tot de totstandkoming van voor
stellen. Volgens spreker zijn er twee categoriën van voorstellen:
1. Voorstellen, die uit het midden van het College van Burge
meester en Wethouders of hoofden van diensten voortkomen en
waarvan de Raad in het stadium van voorbereiding onkundig wordt
gelaten. Een goed voorbeeld is hiervan de stichting van het sanato
rium „De Klokkenberg". Hier is goed werk verricht. Met deze
werkwijze is spreker het volkomen eens, temeer waar gezegd is,
dat steeds voorstellen gedaan zullen worden in de geest van de
raad.
2. Voorstellen, waarvoor belangstelling is in de raad, omdat de
betreffende aangelegenheid reeds lang in de raad ter sprake is ge
bracht b.v. door het stellen van vragen. Steeds komen dan van de
zijde van het college van Burgemeester en Wethouders antwoorden
die maar half bevredigen, zodat men telkens op de betreffende
zaak terug moet komen. Spreker vraagt voor dergelijke voorstellen
in de toekomst meer klaarheid. Zo b.v. de schooltandartsendienst.
De raad krijgt daarover steeds sumiere inlichtingen. Een ander
onderwerp is de E.H.B.O. en het vervoer daarbij. Wat in de ver
gaderingen van Burgemeester en Wethouders gebeurt is onbekend.
Spreker heeft wel de mening, dat heel veel werk verzet wordt, doch
hij zou toch wel gaarne precies worden ingelicht en van het Col
lege van Burgemeester en Wethouders willen horen hoe het er mede
staat, alsmede met de beroepsvoorlichting, de Arbeid Voor Onvol-
waardigen, met de resultaten van het psychotechnisch onderzoek
en met de scholen voor Buitengewoon Lager Onderwijs. Spreker
vertrouwt, dat het College van Burgemeester en Wethouders be
reid zal zijn over een en ander mededeling te doen.
De heer KAMPHUIS zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
De reden, dat ik bij dit punt n.l. de schooltandartsendienst het
woord vraag is, dat ik van mening ben dat het van groot belang
is, dat binnenkort op de een of andere wijze met de schooltand-
verzorging kan worden begonnen. Het verheugt mij daarom, uit
uw antwoord op het Centraal Rapport te mogen vernemen, dat de
besprekingen hierover in een vergevorderd stadium zijn. Daarom
zou ik de betrokken wethouder willen vragen, hoe het met de
zaak staat?
De heer VAN GILS zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
Burgemeester en Wethouders hebben in hun antwoord op het
Centraal Rapport om inlichtingen verzocht betreffende de E.H.B.O.
Ik geef deze gaarne.
De E.H.B.O. is een onderdeel van de Volksgezondheid en de hulp,
die, in afwachting van de komst van de arts, door de leek moet
worden gegeven.