15 DECEMBER 1950 567 lege te dezer zake minder behoefte heeft aan een afzonderlijke raads commissie." Spreker kan zich dit enigzins voorstellen. De vraag of er een commissie voor de volksgezondheid moet zijn is afhanke lijk van de taak die men die commissie denkt te geven. Is men voornemens een commissie in te stellen die alles voorbereidt, wat betreffende volksgezondheid in de raad behandeld moet worden, dan kan spreker zich voorstellen, dat het College bezwaar heeft, omdat dit een taak is van Burgemeester en Wethouders. Aan de andere kant vraagt Spreker zich af of het niet wenselijk is, dat er een commissie uit de raad is van deskundigen en bijzonder geïnteres seerden, aan welke bij zaken van voldoende importance inlichtingen kunnen worden gevraagd of welke het College van Burgemeester en Wethouders van advies kan dienen. Wanneer deze commissie ge oriënteerd is over de verschillende vraagstukken, dan zal men met meer belangstelling de beschouwingen in de Raad volgen en zal men met meer vrucht de raad kunnen laten beslissen. Spreker stelt der halve voor om alsnog deze commissie in te stellen. Deze aangele genheid kan eerst voor nader beraad in handen van Burgemeester en Wethouders worden gesteld, doch Spr. verwacht te zijner tijd een nader voorstel. Met betrekking tot het gemengd zwemmen deelt spreker mede, dat hij bij de algemene beschouwingen hiervan niet veel heeft ge zegd, omdat hij bij het betreffende hoofdstuk hierop nader zou te rugkomen. Hij heeft van de Wethouder van Onderwijs gehoord en vernomen, dat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat de zweminrichtingen niet geëigend zijn voor gemengd zwemmen. Wanneer te eniger tijd daarvoor een inrichting zal worden aange legd, zullen Burgemeester en Wethouders met een voorstel komen. In het antwoord op het Centraal Rapport merken Burgemeester en Wethouders op: „Ten aanzien van het gemengd zwemmen kunnen wij mededelen, dat dit onderwerp herhaalde malen in onze vergaderingen is be sproken, doch wij kunnen niet zeggen, dat een oplossing is gevon den, waarvan wij met vrij grote zekerheid kunnen aannemen, dat zij voor de Raad aanvaardbaar zal zijn. Aangezien reeds verschei dene keren in de laatste jaren ook in uw Raad daarover van ge dachten is gewisseld, wil het ons voorkomen, dat wij beter doen niet weer opnieuw deze aangelegenheid in moeilijke discussie te brengen, doch integendeel een mogelijk aanvaardbaar voorstel uit de boezem van uw Raad af te wachten, zo nodig via een door U in te stellen commissie of iets dergelijks, waarbij uiteraard dezer zijds gaarne alle hulp en voorlichting wordt toegezegd." Spreker bevreemdt het standpunt van Burgemeester en Wethou ders. De voorbereiding van een voorstel behoort tot de taak van het College van Burgemeester en Wethouders. Waarom moet nu een commissie uit de raad komen. De zaak ligt in de raad zo, dat er leden zijn, die in het algemeen bezwaar hebben tegen gemengd zwemmen, er zijn ook leden die tegen een vergaand voorstel geen bezwaar hebben, terwijl er andere leden zijn, die het van de aard van het voorstel zullen laten afhangen of zij voor of tegen gemengd zwemmen zijn. De inzichten op dit punt zijn voldoende bekend. Wat zal de commissie moeten doen? De commissie zal een regeling moe ten ontwerpen, die de verschillende gezichtspunten overbrugt. Deze commissie zit dan met dezelfde moeilijkheden als Burgemeester en Wethouders. Deze commissie zal in haar arbeid niet slagen. Spreker kan aan een dergelijke commissie zijn medewerking niet verlenen. Komt er een commissie naar aanleiding van de opmerking van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 567