15 DECEMBER 1950
571
Hij wil nu de verschillende gestelde vragen in volgorde beant
woorden.
Op de vraag van de heer Veldkamp deelt spreker mede, dat het
inrichten van de aanwezige bassins, ook de buitenbassins, grote kos
ten met zich medebrengt en het is de vraag of tot een omvorming
kan worden overgegaan, die door de meerderheid van de raad kan
worden geaccepteerd. De meningen uit de raad zijn hem bekend.
Vele leden van de raad en wellicht de meerderheid zullen met een
gematigd voorstel genoegen kunnen nemen, welk voorstel niet vol
ledig ten genoege zal zijn van de andere leden, die gemengd zwem
men in het algemeen willen toestaan. Het antwoord op het
Centaal Rapport had wellicht anders mogen luiden, maar het
vraagstuk ligt voor Burgemeester en Wethouders moeilijk. Het
college wist er geen weg mede, en een commissie uit de raad zal
deze moeilijkheden ook hebben. Het is echter niet de bedoeling van
Burgemeester en Wethouders om met het antwoord op het Centraal
Rapport het voorstel op de lange baan te schuiven.
Spreker vervolgt, dat de vraag van de Heer Jongbloed reeds ge
deeltelijk beantwoord is met de laatste opmerking. De buitenbassins
zullen eerder gelegenheid geven voor een oplossing dan het Sport-
fondsenbad, waar de zaak volgens zijn persoonlijke mening nogal
moeilijkheden zal opleveren. Spreker meent hiermede tevens de
heren Drion en Toxopeus te hebben geantwoord.
De vraag is thans, op welke wijze kan men tot een aanvaard
bare oplossing komen. Het lijkt spreker het meest juiste, dat dit
voorstel niet uitgaat van Burgemeester en Wethouders of van een
raadscommissie. Het meest voor de hand ligt, dat spreker zelf, als
wethouder van onderwijs en sportaangelegenheden, met goedvin
den van Burgemeester en Wethouders en de raad, enige raadsleden
zal assumeren om met hem de mogelijkheden ook in technisch
opzicht te bekijken en te bespreken en de zwembassins in ogen
schouw te nemen. Spreker meent, dat een desbetreffend voorstel
dan wel kans van slagen zal hebben.
Ten aanzien van de opmerking van de heer van Egeraat over
het ongeoorloofd zwemmen in de Bovenmark, deelt spreker mede,
dat hij niet kan zeggen of de gemaakte opmerking onjuist is. Hij
zal persoonlijk komende zomer nagaan of dit euvel nog bestaat,
terwijl hij zich tevens houdt aanbevolen voor mededeling van klach
ten dienaangaande.
De VOORZITTER vindt het voorstel van de Wethouder van On
derwijs ten aanzien van het gemengd zwemmen een prachtig idee
om uit deze impasse te geraken en hij vraagt of de raad met dit
constructieve voorstel accoord gaat.
De raad stemt hiermede in.
De heer KAMPHUIS is de wethouder dankbaar voor zijn uiteen
zetting betreffende de schooltandverzorging, maar hij zou naar
aanleiding daarvan nog gaarne iets willen opmerken. Spreker zegt
daarna:
Mijnheer de Voorzitter,
Als ik goed ben ingelicht, dan zijn de plaatselijke ziekenfondsen
nog niet accoord gegaan met het geopperde plan en is daarop de
zaak weer voorlopig uitgesteld. Volgens mijn inlichtingen was de
opzet van uw plan dat een bijdrage van de ziekenfondsen ad per
kind f 2.zou gegeven worden, aannemende dat per 2 kinderen
1 vulling zou worden verstrekt.