578
15 DECEMBER 1950
propaganda moeten maken. De gemeente kan niet op zij gaan.
Het gebrek aan woonruimte is daarvoor te groot.
De heer BREKELMANS betuigt zijn lof voor het woningnood
bureau. Spreker zegt, dat hij in de anderhalf jaar samenwerking
met dit bureau nooit iets stotends heeft ondervonden, hij heeft
niets dan lof. Ook hij vindt het een levenskwestie en hij zou
daarom gaarne zien, dat als het eenmaal op vorderen aankomt,
er zoveel mogelijk soepelheid betracht zal worden en er alsdan
nog de mogelijkheid geopend zal worden, dat betrokkenen tot
woningsplitsing met financiële steun van de gemeente kunnen
overgaan.
De VOORZITTER zegt, dat dikwijls goede vrienden door samen
woning vijanden worden. Hij weet niet wie het ongelukkigste is,
de bewoner of diegene, die komt inwonen. Als men inwoning krijgt,
moet men niet zeggen: „Waarom splitsen'' en „dat kan niet". Er
moet gesplitst worden. Dat is nodig om elkanders geluk niet te
bederven. Het is een primair belang voor beide gezinnen. Een ge
zamenlijke keuken of toilet is een bron van ellende. Men moet
elkander in het huis niet tegen behoeven te komen. De woningnood
is niet binnen 5 jaar, ondanks bouwen, opgelost. Er zullen wel
20 jaren mede gemoeid zijn, tenzij er een calamiteit komt. Deze
zaak moet niet te klein worden opgevat.
De heer BRINKERHOF is het met de voorzitter eens, dat het
splitsen van woningen zoveel mogelijk dient te worden gestimu
leerd. Spreker vraagt zich echter af of de huiseigenaren, daar 80°/o
van de mensen in een gehuurd huis wonen, daartoe bereid zullen
zijn.
De VOORZITTER zegt, dat het dan nog mogelijk moet zijn;
men moet iets voor zijn levensgeluk over hebben. Men moet dan
maar eens met de huisbaas gaan praten en als die er niet toe be
reid is, dan moet men het zelf maar bekostigen.
De heer VAN DEN EEDEN deelt in aansluiting hierop mede,
dat iedere week door de Kantonrechter een aantal ontruimings-
vonnissen wordt gewezen, in welke vonnissen staat vermeld
„indien er een gelijkwaardige of equivalente woning beschikbaar
is". Dit begrip kan ruim uitgelegd worden. Spreker vraagt nu om
hierin, als enigszins mogelijk, tegemoet te komen, door b.v. iemand
die een landelijke woning, waar hij kippen en een varken kan
houden, moet ontruimen, weer een soortgelijke woongelegenheid
te verstrekken.
De heer ROMSON zegt dat het niet altijd mogelijk is om een
gelijksoortige woning te verstrekken. De 180 dagen verstrijken en
dan moet er iets gedaan worden. In dit verband wil spreker nog
eens uitdrukkelijk naar voren brengen dat veel desillusies voor
komen kunnen worden door niet lukraak een woning te kopen.
Alvorens men een woning koopt, dient men zich eerst met het
woningnoodbureau in verbinding te stellen en zich te vergewissen
of men die woning ook kan betrekken. De mensen beroepen zich