21 DECEMBER 1950
voortzetting van de vergadering van
Aanwezig alle leden, met uitzondering van de heren L. VAN
EGERAAT, A. C. A. BREKELMANS, J. M. VAN BIJNEN, Mr. B.
W. M. DRION, C. v. d. EEDEN, J. VAN KAMPEN, F. MOL,
A. J. A. RATTINK, Mr. E. H. TOXOPEUS, en J. VERSCHUREN.
De VOORZITTER heropent de vergadering en geeft het woord
aan de heer Stubenrouch.
De heer STUBENROUCH zegt zich volkomen bij de woorden
van dank van de heer Brekelmans, gericht aan het adres van de
Wethouder van Onderwijs, te kunnen aansluiten. Omdat zijn frac
tie-voorzitter reeds dankwoorden tot de heer Meijs gericht had,
meende spreker dat dit door hem niet meer behoefde te geschieden.
De Wethouder van Onderwijs heeft gezegd, vervolgt spreker,
dat het bedrag per leerling van het lager onderwijs voor het jaar
1950 op 30,is gekomen, omdat in dit jaar grote werkzaamhe
den aan de openbare scholen Boschstraat en Viandenlaan moesten
geschieden. Spreker vraagt zich af of het wel juist en logisch is
om het zover te laten komen. Het is veel beter als ieder jaar regel
matig kleine werkzaamheden worden uitgevoerd. Dit zou zeer
zeker ook in het belang zijn van het bijzonder onderwijs. De bij
zondere scholen zouden dan ieder jaar weten waar zij aan toe zijn
en bij de 5-jaarlijkse afrekening niet voor verrassingen komen te
staan.
Verder, zegt spreker, hebben de werkelijke uitgaven van het
openbaar lager onderwijs over het jaar 1949 toch 33,per leer
ling bedragen, terwijl voor dit jaar in beroep 28,beschikbaar
is gesteld. Ofschoon het verschil na afloop van de 5-jarige periode
aan de bijzondere scholen wel wordt uitgekeerd, acht spreker,
28,75 voor het jaar 1951, gezien de cijfers over 1949, zeer zeker
aan de lage kant.
Overigens heeft de Wethouder van Onderwijs ook enige cijfers
genoemd, die per leerling in het land worden beschikbaar gesteld.
Amersfoort met een uitkering van 38,62 per leerling wekte ver
wachting voor de uitgaven van andere steden. Spreker meent, dat
de wethouder van de andere provincies het gemiddelde bedrag
heeft genoemd. Amsterdam stelt een bedrag van 38,per leer
ling beschikbaar, terwijl daar de leerlingenschaal van 45 verlaagd
is tot 30, zodat ook de boventallige leerkrachten ten laste van de
gemeente komen.
Bij spreker rijst de vraag, of het niet noodzakelijk en wenselijk
is om het bedrag voor 1951 alsnog te stellen op 30,per leer-