590
21 DECEMBER 1950
ling. Hij herinnert aan het bedrag voor 1949, hetwelk door de raad
was vastgesteld op 17,per leerling en in beroep door Gedepu
teerde Staten werd vastgesteld op 28,per leerling, in verband
waarmede de toenmalige Wethouder van Onderwijs heeft gezegd,
dat hij het bedrag per leerling voor het jaar 1950 zou brengen op
30,—.
Uitgaande van de bepalingen der Lager Onderwijswet 1920,
inhoudende dat de raad de bedragen ex. artikel 55 bis vaststelt,
stelt spreker voor, om deze aangelegenheid in de commissie voor
Onderwijs te brengen voor een diepgaand onderzoek, waarna het
bedrag opnieuw zal kunnen worden vastgesteld.
Ten aanzien van het door hem medegedeelde om een apart
bureau voor onderwijsaangelegenheden op te richten zegt spreker,
zich niet met interne aangelegenheden van de gemeente-secretarie
te willen bemoeien, doch dat hij het, mede in verband met de
meerdere werkzaamheden, die het kleuteronderwijs zal gaan
vragen, zeer wenselijk zou vinden, dat er een afzonderlijk bureau
voor onderwijs zou komen. De beslissing hierover ligt bij Burge
meester en Wethouders.
De heer VAN GILS dankt de Wethouder van Onderwijs voor
zijn toezegging met betrekking tot het onderwijs in handenarbeid.
Het raadslid Heer heeft reeds enige jaren geleden gezegd, dat
dit/onderwijs stiefmoederlijk werd behartigd. Het onderwijs gaat
ons allen ter harte, zegt spreker, Aroornamelijli/ het lager onder
wijs. De grondslag moet voor de kinderen goed zijn. De woorden
van de Voorzitter: „Het beste is niet goed genoeg voor Breda",
zou spreker gaarne ook voor het onderwijs toegepast zien. Het
onderwijzerscorps is uitstekend. Maar dit corps moet dan ook
kunnen beschikken over voldoende en goede leermiddelen. Hij
steunt derhalve het voorstel van de heer Stubenrouch.
Wethouder MEIJS zegt, dat de hoge kosten van het jaar 1949
vooral te wijten zijn aan de achter ons liggende oorlogsjaren. Al
zijn in de oorlogsjaren meerdere kleine reparaties geschied, die
op artikel 101 geboekt werden, toch moesten in 1949 grotere werk
zaamheden plaats vinden. De uitgaven werden daarom abnormaal
hoog en zijn derhalve niet te nemen als basis voor de jaarlijks te
rugkomende kosten.
Hebben de bijzondere scholen in de 5-jaarlijkse periode minder
uitgegeven, dan het totaal bedrag der ontvangen vergoedingen
over die jaren, waarop zij recht hebben, dan moeten zij het niet be
stede bedrag terugstorten in de gemeentekas. Spreker vraagt zich
af, of het daarom wel juist is, dat er een bedrag wordt gevoteerd
voor het bijzonder onderwijs, hetwelk uitsteekt boven het openbaar
onderwijs. Er kan dan geen sprake zijn van een juist gemeentebe
leid.
De heer VAN GILS vraagt, of de aanschaffing van nieuwe
methoden die niet uit de kosten ex artikel 101 der Lager Onder
wijswet 1920 bestreden moeten worden, wel de nodige aandacht
hebben en of er serieus bekeken wordt of nieuwe methoden aan
geschaft moeten worden. Spreker zegt, geen bezwaar er tegen te
hebben, dat de onderwijs-commissie het vergoedingsbedrag nog
eens ernstig in studie neemt.
De heer JONGBLOED zegt geen behoefte, maar ook geen be
zwaar te hebben, dat de onderwijs-commissie deze zaak opnieuw