594
21 DECEMBER 1950
conclusie mag trekken, dat Burgemeester en Wethouders het werk
van de speeltuinen niet ter harte gaat. Burgemeester en Wethou
ders vinden dit werk zeer nuttig en willen op de ingeslagen weg
voortgaan.
Er zijn voor de speeltuinen verschillende commissies, maar deze
werken niet alle even goed. De commissies, die goed werken en er
iets voor over hebben, geven Burgemeester en Wethouders moed
om met het werk voort te gaan. In iedere wijk van de stad moet
een goede commissie komen, die de jeugd kan aanleren zorg voor
de speeltuin te hebben. Wij hopen in elk stadsdeel geschikte speel
tuinen te krijgen.
Ten aanzien van de vraag van de heer Koertshuis over de ligging
van de nieuw in te richten grote speeltuin, deelt spreker mede,
dat men hierover van mening kan verschillen. Volgens spreker
moet zo'n speeltuin ook weer niet zo ver uit het centrum van de
stad liggen, opdat moeders met kinderen niet een te grote reis moe
ten maken om de speeltuin te bezoeken.
Alvorens de speeltuin geplaatst zal worden, zegt spreker, krijgt
de heer Koertshuis nog wel eens de gelegenheid om over deze zaak
te praten.
De heer KOERTSHUIS zegt, dat iedere speeltuin een aparte
commissie heeft. Dat er speeltuinen worden afgebroken ligt niet
aan de commissie. Het is onmogelijk dat er steeds toezicht is. De
kinderen moeten worden opgevoed en zij moeten gaan beseffen,
dat de tuin hun werk is.
En wat de grote speeltuin betreft, zegt spreker, dat hij de zaak
zo ziet, dat er in de stad in veel wijken een speeltuin moet zijn,
doch dat daarnaast de grote speeltuin dient te worden ingericht,
die ook voor kinderen van buiten de stad bestemd is. Daarvoor is,
volgens spreker, het aangegeven nu niet te vinden terrein
achter de Baronielaan niet erg geschikt.
De VOORZITTER stelt aan de orde de behandeling van Hoofd
stuk IX.
De heer JONGBLOED vraagt of het College van Gedeputeerde
Staten de réorganisatie van de dienst voor Maatschappelijk Hulp
betoon hebben goedgekeurd.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
Mejuffrouw KOPPELAAR vraagt of het salaris van de sociale
werkster van de dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon aansluit
aan de geldende normen. Bij de benoeming kreeg betrokkene het
salaris van jongste bediende. Spreekster vraagt, daar betrokkene
bevoegd is, op welke gronden dit berust. Het hele geval bevreemdt
haar en volgens spreekster heeft de sociale werkster minstens recht
op het minimum salaris van f 2.200.
De heer VAN GILS kan zich met de vraag van Mejuffrouw Kop
pelaar verenigen. De opleiding voor sociale werkster is, volgens
spreker, zwaar. Indien er een te laag salaris wordt gegeven, zal
de gemeente geen goede krachten krijgen.
De heer VAN SWOL sluit zich bij de woorden van Mejuffrouw
Koppelaar aan.