596 21 DECEMBER 1950 De heer ROMSOM zegt het optreden van Mejuffrouw Koppelaar niet juist te vinden. Zij was volledig over deze zaak ingelicht en komt nu toch met deze aangelegenheid in de vergadering. Spreker had het juister gevonden als Mejuffrouw Koppelaar gevraagd had of deze zaak niet in het Georganiseerd Overleg bekeken kon wor den. Hij vindt het jammer dat het zo gelopen is. De VOORZITTER stelt voor deze zaak reglementair te behande len en de kwestie in het Georganiseerd Overleg te zullen brengen, waarna Burgemeester en Wethouders hun standpunt kunnen be palen. De heer VELDKAMP zegt het in het algemeen onjuist te vin den over persoonlijke aangelegenheden in openbare vergaderingen van de raad te spreken. Indien er een kwestie is, kan er misschien een geheime vergadering over worden gehouden. De VOORZITTER stelt aan de orde de behandeling van de Hoofd stukken X en XI. Zonder verdere bespreking worden deze hoofdstukken goedge keurd en vastgesteld. De VOORZITTER stelt aan de orde de behandeling van Hoofd stuk XII. De heer JONGBLOED zegt gelezen te hebben dat de gemeente 's-Gravenhage een tekort heeft van f 75.000.000.en dat men het betreurde, dat de gemeente niet in de gelegenheid was zelf belastingen te heffen. De gemeenten zouden wellicht terugwil len naar een eigen belastingstelsel. Wanneer te zijner tijd daartoe mogelijk door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten pogingen in het werk zouden worden gesteld, dan zou spreker gaarne willen, dat de raad eerst over deze zaak gehoord wordt, voordat Burge meester en Wethouders zich hierover uitspreken. De heer SCHIJEN meent met de heer Jongbloed, dat de raad te zijner tijd in deze gehoord zal moeten worden. Spreker is echter enigermate bevreesd, dat in het huidige stelsel de aanwending van de belastingopbrengsten scheef wordt getrokken door de gemeenten, die maar uitgeven zonder de nodige zuinigheid te betrachten en zonder eigen verantwoordelijkheid te kweken. De VOORZITTER gelooft, dat de heer Schijen het kardinale punt van deze zaak treft. Het is volgens spreker een slechte wijze van financieren, als men zijn geld maar uitgeeft en ergens anders de kwitantie kan laten presenteren. De VOORZITTER vraagt of iemand bezwaar heeft tegen het voorstel tot verhoging van de straatbelasting. De raad kan zich met de voorgestelde verhoging van de straat belasting verenigen. De VOORZITTER stelt aan de orde de behandeling van de hoofdstukken XIII XIV XV en XVI en de Kapitaaldienst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 596