Besloten vergadering van de Raad, gehouden vóór de openbare raadsvergadering op 12 Juli 1950. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Kamphuijs verzocht heeft de Raad in besloten vergadering te doen overgaan. Spreker heeft aan het verzoek willen voldoen. Hij verleent de heer Kamphuijs het woord. De heer Kamphuijs acht zich verplicht een onaangename kwestie ter tafel te brengen, daar hij meent het een en ander de Raad niet te mogen onthouden. De kwestie handelt over een mijnheer J.J.Smitwonende Baronielaan 312a, die door het Woningnoodbureau (w.N.B.gedupeerd is. Aan de heer Smit is door het W.N.B. een zakenpand met bijbehorend plan gele gen op de Heuvelbrink, schriftelijk geoffreerd. Naar aanleiding hiervan kwam Mej.Laurey (employé van het W.N.B.) op een Donderdagmorgen te 9 uur ten huize van de familie Smit ter beoordeling van deze heer en diens gezin. De werkster was aldaar zichtbaar aan het schoonmaken, terwijl Mevrouw Smit voornemens was de baby te baden. Bovendien stond de heer Smit op het punt op reis te gaan. Mej.Laurey beoordeelde, gedurende dit bezoek, de kansen van deze heer als de meest gunstige, zowel wat diens zaak als diens gezin betrof. Het een en ander geschiedde onder het genot van een paar cigaretten, onderwijl zij de zekerheid gaf, dat de heer Smit vast op bedoeld pand kon rekenen. De heer Smit moest daarvoor zijn schriftelijke bereidverklaring inzenden, het geen deze deed. Bij monde van de Directeur van het W.N.B. kreeg de heer Smit de mededeling niet voor het pand in aanmerking te komen op grond van het door Mej.Laurey uitge brachte rapport. In dit rapport werd Mevrouw Smit gekwalificeerd als een ordelozeniet kundige huisvrouw. Is mej.Laurey tot de laatst genoemde beslissing competent? Zo ja, is zij dan gedurende een bezoek van amper 10 minuten in staat een dergelijke verantwoorde lijke beslissing te nemen? Het gevolg van een zodanige kwalificatie was een felle reactie van de heer Smit, die zich, met zijn echtgenote, ernstig beledigd gevoelden, terwijl hun hierdoor nodeloos, voor direct, morele en, voor de toekomst, financiële schade werd be rokkend. Spreker zou de heer Smit geen kerel gevonden hebben, indien deze niet gereageerd had. Het is te begrijpen, dat de heer Smit tijdens zijn reactie zenuwachtig geworden is en misschien dingen gezegd heeft, die niet door de beugel konden. De Direc teur van het W.N.B. heeft de heer Smit diens houding kwalijk genomen en hem telefonisch medegedeeld bedoeld pand nu zeker niet te zullen krijgen. Hierna heeft de heer Smit een onderhoud gehad met Wethouder Romsom, die aan raadde een zoetsappig briefje te schrijven. Dit briefje is geschreven, doch heeft geen resultaat opgeleverd. Aan de gehele kwestie zit echter nog iets anders verbonden. De heer Smit ontmoet hierna een heer Wijmans, die eerstgenoemde vraagt, hoe het met diens huis staat. Het is spreker onbekend op welke wijze de heer Wijmans zich vanuit Tilburg alhier heeft kunnen vestigen. De heer Smit vertelt de heer Wijmans de bekende geschiedenis, waarop laatstege- noemde mededeelde een huis ter ruiling te hebben. Smit krijgt dus geen pand, tereijl een ander persoon er wel een krijgt, die er mee gast ruilen. Toen was de heer Smit zeer kwaad, aangezien hij het pand op de Heuvelbrink hard nodig heeft. Bovendien vervulde de heer Smit 7 jaar ver plicht militaire dienst, tengevolge waarvan deze 4 maal diens zelf opgebouwde eenmanszaak moest sluiten. Na het vervullen der militaire plichten, werd Smit, als invalide in en door de dienst, ontslagen. Bedoeld pand is voor de instandhouding en opbouw van diens zaak een levensbelang. Spreker kan niet begrijpen, dat stadgenoten op een dergelijke manier door de ge meente worden behandeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 636