- 5 - er heel veel veranderd is. Aanvankelijk bestond de brandweer uit vrijwilligers. Daarna heeft Breda een beroepskern gekregen. Deze kern moet goed zijn; aan een halve kern hebben we niets. Theoretisch beschikt Breda over 17 beroepsbrandweerlieden. Een van deze lieden n.l. de heer Somers verricht geen enkele brandweerdienst. Deze staat ter beschikking van B en W. Voorts kent Breda bij de brandweer een 24 uren dienst. Het aantal beschikbare krachten valt dus uiteen in 2 groepen. Een uitrukploeg bestaat dus uit: 1 kaderlid 5 man (terwijl 1 man op post blijft en een man tengevolge van ziekte, verlof enz. als afwezig beschouwd dient te worden). En al zal een volledige bezetting wel te duur zijn, toch is ehige uitbreiding van de beroepskern noodzakelijk. Het is dan mogelijk een volbemande autospuit (8 man) en ladderwagen (2 man) te verkrijgen. Daar één man thuis op post moet blijven, dient een uitrukploeg in totaal 11 man sterk te zijn. Voor 2 ploegen betekent dit een totaal aantal van 22 man. Voorts is het gewenst, dat de vrijwillige groepen van rincenhage en Ginneken uitgebreid worden. Wordt de sterkte van de beroepskern uitgebreid, dan kan de plichtbrandweer ver vallen. 0 Daarnaast kan overgegaan worden 8 man van de Gemeentelijke Reinigings- en Ontsmettingsdienst ter aanvulling in te schakelen. Het is overdag niet gemakkelijk de beschikking te krijgen over de vrijwillige brandweer, maar de directe aanvulling kan dan geleverd worden door de Gem. Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Bij het aanstellen van beroepsbrandweerlieden dient rekening gehouden te worden met de richtlijnen, die ter zake door de Minister van Binnenlandse Zaken gegeven zijn. Deze richtlijnen zijn niet volledig toegepast. Wie zijn er bij de beroeps kern? Indien iemand ongeschikt is, dan behoort hij ontslagen te worden. Bovendien is het van belang dat kennis en goede geest aangekweekt worden. Iemand, die 55 jaren of ouder is, kan niet meer de zware taak van brandweerman vervullen en dient ontslagen te worden. De vrijwillige brandweer moet gerecruteerd worden uit vaklieden. Ik ben van mening, dat de lichamelijke training met kracht ter hand genomen moet worden, terwijl voorts het houden van oefeningen in een gas kamer van belang te achten is. Hiertoe kunnen B en W contact opnemen met de militaire autoriteiten. Wat de incorporatie van de brandweer bij de Gem.Reinigings- en Ontsmettingsdienst betreft, wil ik opmerken, dat in dat geval de brandweer een onderafdeling van deze dienst wordt, of m.a.w. de Commandant wordt ondergeschikt aan de directeur 0 van de Gem.Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Dit lijkt mij een ongewenste toestand, die aanleiding tot conflicten kan zijn. De Commandant is niet voldoende vrij in zijn doen en laten, omdat de beslissing bij de directeur gelegen is. Maar de brandweer draagt een eigen bijzonder karak ter. In het onderhavige voorstel wordt gesproken over doublures. Deze behoeven niet gevreesd te worden. Het is een vraag of bij incorporatie de taakverdeling efficiënt zal zijn. Het toezicht op de materialen dient door deskundige brandweerlieden te geschieden. Het Commando zou enigszins gewijzigd moeten worden. De kwestie van de vrije tijdsbesteding behoort tot het beleid van de Commandant. Het benoemen van de Commandant behoort tot de competentie van de Burgemeester, zodat de Raad met deze zaak geen directe bemoeienis heeft. Toch is de wijze van benoeming de K.V.P.-fractie opgevallen. Er is een Commandant benoemd, die niet uit brand weerkringen afkomstig is. Er bestaat dus aanleiding dit nader te bezien. De K.V.P.-fractie zou de voorkeur geven aan een vakman. Breda telt bijna 100.000 zielen, zodat de brandweer recht heeft op een deskundige commandant. Ik weet niet of er deskundige sollicitanten zijn geweest, b. uitbreiding materialen. Met de aankoop van het benodigde materiaal kan ik mij verenigen met uitzondering van het gestelde onder C (Diversen) sub.2, gesteld op blz.4 van het onderhavige voorstel. Is dit crediet wel nodig? De brandweer wordt toch ondergebracht in de garage Vriens, waarvoor een crediet gevraagd wordt van 5.000,-.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 642