De Voorzitter antwoordt, dat de meeste brandweerlieden vaklieden zijn. Hij meent, dat de vrije tijd zo nuttig mogelijk besteed moet worden. De heer Vermeulen ondersteunt het gezegde van de heer Toxopeus. Hij heeft over het onderhavige voorstel gegevens gehoord, die hem tegenover diverse punten sceptisch doen staan. Het "tempo, waarin in de centrale werkplaats gewerkt wordt, lijkt spreker zeer onvoldoende. Bovendien zijn het geen vaklieden, die er werkzaam zijn. Spreker ziet ook practische bezwaren, zoals b.v. de afstand. Hij steunt derhalve de woorden van de heer Toxopeus en verzoekt B en W de re organisatie opnieuw te bezien en de Raad het gevraagde crediet te verlenen. De Voorzitter merkt op, dat in de Centrale Werkplaats uitsluitend vaklieden werkzaam zijn. Spreker verwacht van de incorporatie veel goeds. Er moet direct iets gedaan worden. Met uitstellen is het gemeentebelang niet gediend. Het behoeft principieel niet de Gem.Reinigingsdienst te zijn, waarbij de brand weer geïncorporeerd wordt, maar de directeur van deze dienst lijkt hem de meest geschikte. De heer Brinkerhof acht het noodzakelijk, dat het materiaal wordt besteld. De commandant zal evenwel niet in 2 jaren tot een brandweercommandant gemaakt kun nen worden, omdat hij niet deskundig is. Het moet een bouwkundige zijn. De heer Rademakers is geen bouwkundige. Ook in andere gemeenten heeft men een bouwkundige als commandant. Hij vraagt zich af of een bouwkundige vervangen kan worden door een chef van de technische dienst van het gasbedrijf. In het beroepscorps be vinden zich bekwame brandmeesters, die na het overlijden van de heer van Schendel de brandweer hebben geleid. Hoe zal de verhouding zijn tussen het brandweerpersoneel en een ondeskundige commandant? Spreker verwacht, dat zulks wrijving zal veroorzaken. De Voorzitter zegt, dat de heer Otten de heer Rademakers niet zo ongeschikt vond. Hierna schorst de Voorzitter de vergadering om de K.V.P.-fractie gelegenheid te geven voor beraad. Na heropening der vergadering geeft de Voorzitter het woord aan de heer Veldkamp. De heer Veldkamp deelt het navolgende resultaat mede: Wat de kwestie van de brandweercommandant betreft, plaatst zich de meerderheid van de K.V.P.-fractie niet achter het voorstel. Hier is evenwel sprake van een proef en mocht blijken, dat de heer Rademakers niet de juiste man op de juiste plaats is, dan zal de Voorzitter op zijn schreden moeten terugkeren. De fractie kan inzake de incorporatie met het voorstel accoord gaan. Ervaringen moeten getoond worden. Voorts zal de fractie het gevraagde crediet verlenen. B en W dienen zich echter nogmaals te beraden over de verhoging der straatbe lasting. Na rijp beraad kan dan of hetzelfde voorstel of een ander ter tafel ge bracht worden. De heer Vermeulen blijft inzake de incorporatie op zijn standpunt. Hij wenst ge acht te worden te hebben tegengestemd. De heer Toxopeus zegt, dat, indien het voorstel ongewijzigd wordt aangenomen, hij inzake de incorporatie geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. De Voorzitter merkt nog op, dat het brandweerpersoneel in de kazerne blijft. Wordt er een nieuwe belasting ingeschakeld en komt de gemeente in een ongunstige financiële situatie te verkeren, dan zal de straatbelasting toch verhoogd moeten worden, terwijl er tevens een nieuwe belasting is bijgekomen. Spreker doet de toezegging de onderhavige zaak te zullen veranderen, als blijkt dat hij de verkeerde weg ingeslagen is. Hij zal in de openbare vergadering het ter tafel liggende voorstel, gesplitst in de 3 navolgende voorstellen, in stemming brengen: a.) Voorstel van B en W tot beschikbaarstelling van het gevraagde crediet voor aankoop van materialen ten behoeve van de brandweer; b.) Voorstel van B en W tot reorganisatie der brandweer; c.) Voorstel van B en W tot verhoging van het heffingspercentage van de straat belasting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 646