19 JANUARI 1950
7
dat het gemeentebestuur bij zijn keuze, naar het beste heeft ge
streefd.
De gezondheidstoestand van de bevolking was in 1949 in het al
gemeen goed. Nieuwe actieve t.b.c.-gevallen waren er in 1949 niet
meer dan in 1948. Met grote belangstelling zien wij in dit verband
het onderzoek tegemoet, waartoe de Raad onlangs heeft besloten.
Hoewel het aantal geslachtsziekten dalend was, moet toch worden
betwijfeld of het peil der openbare zeden niet onder de maat is.
Het aantal processen-verbaal, dat wegens zedenmisdrijven werd op
gemaakt ik breng hierbij lof aan de activiteit der politie ver
toont namelijk een aanzienlijke stijging ten opzichte van 1948. Het
is een verschijnsel, dat tot ernst stemt. Met processen-verbaal is
dit kwaad niet te keren. „Goede zeden zijn meer waard dan goede
wetten," kan ik hierbij Tacitus nazeggen. Het Dagelijks Bestuur
dezer gemeente heeft reeds besloten een onderzoek in te stellen
naar de vorming der georganiseerde en ongeorganiseerde jeugd om
te zien wat van gemeentewege nog kan worden gedaan.
De mogelijkheden voor de sportbeoefening, de inrichting van
speelvelden en speeltuinen hebben daarom mede onze volle aan
dacht. Het Gemeentebestuur beseft de grote opvoedende betekenis
van de sport. Wij verheugen ons erover dat in 1949 2 velden aan
de Liniestraat, 2 aan de Oranjeboomstraat en 3 in het Brabantpark
gereed konden worden gemaakt. In de sector Heuvelstraat kon
bovendien nog een veld worden verbeterd en een jeugdveld worden
aangelegd. De verdere ontwikkeling zal zoveel mogelijk worden
bevorderd; activiteit op dit gebied' kan ook geen gelijke tred houden
met de groeiende behoefte. Het gemis aan de nodige gronden voor
de aanleg van sportvelden laat zich telkens gevoelen.
Belangrijker in ieder opzicht is voor onze bevolking het vraagstuk
der woningvoorziening. De behoefte aan woningruimte stijgt nog!
Het dieptepunt is nog niet bereikt. De nieuwbouw houdt over het
algemeen nog geen gelijke tred met de aanwas der bevolking. In de
naaste toekomst is bovendien nog een groot aantal repatrieerendsn
te verwachten.
Niet alleen aan de bouw der woningen maar ook aan de stede-
bouwkundige problemen, welke daarmede verband houden, wordt
veel aandacht besteed.
In 1949 vermeerderde de woningvoorraad met 480 woningen. In
aanbouw zijn nu nog 805 woningen uit de bouwvolumetoewijzin
gen, welke in 1949 of eerder werden verkregen. Ziet men de cijfers
van na de oorlog naast elkaar dan blijkt dat in 1946 werden aan
besteed: 100 woningen, in 1947 werden aanbesteed 735 woningen, in
1948 werden aanbesteed 124 woningen, in 1949 werden aanbesteed
820 woningen.
De toewijzing welke de gemeente voor 1950 verkreeg is voor
ongeveer 140 woningen. Dit is wel uiterst gering in verband met de
grote woningnood, welke wij nog in Breda zien. Wat vertonen de
cijfers bovendien een grote schommeling. Wanneer men alleen maar
neemt de behoefte aan woonruimte van hen, die in het huwelijk
treden, dan toont het getal van 744 huwelijken in 1949 wel aan, ook
al houdt men rekening met het vrijkomen van woningen door over
lijden, dat een toewijzing van 140 woningen voor het jaar 1950
uitermate gering is. De woningnood is dan ook nog zeer nijpend, en
zij die met dit probleem te maken hebben, zullen toegeven dat deze
nog gestaag stijgt. Ik hoop, mede met het oog op de kapitaalbe
hoefte der gemeente, dat de woningbouw door particulieren toe-