15 MAART 1950 95 1949, waarin prof. Dr. J. Th. Snijders uit Tilburg inzake „de over heid en de psycho-techniek" het navolgende zegt: „Tot de diensten, die de overheid op psychologisch gebied de be volking kan aanbieden behoren psychologisch advies bij indivi duele opvoedingsmoeilijkheden, bij het begin van de schooltijd „schooloriëntatie, aan het einde daarvan schooldifferentiatie en „tenslotte advies inzake beroepskeuze. De taak van de overheid in „deze bestaat in het stimuleren, het mogelijk maken en het con troleren." Verder heeft spreker in het Orgaan der Utrechtse Universi taire gemeenschap „Sol Justitiae" nog een rapport gelezen van de staatscommissie voor réorganisatie van het hoger onderwijs. Hier in staat het volgende: „De huidige stand van de psychotechniek maakt een verplichte „test voor alle studenten naar hun geschiktheid voor de te kiezen „studie en het daarmee verbonden beroep, zelfs indien deze alleen „een adviserend karakter dragen, voorlopig ongewenst. Rij de toe wijzing van studie-toelagen zal men wel naar dit middel dienen „te grijpen, faute de mieux. Het Bureau van de Hoge Academische „Raad zou een speciale afdeling voor researchwerk op dit terrein „moeten bezitten. Nieuw zijn inzake de toelating tot de examens „nog de volgende punten: het invoeren van een soepeler regeling „voor overgang naar een andere studieinrichting dan waartoe men „op grond van zijn einddiploma der Middelbare School is toegela ten; de toelating van bezitters van bepaalde middelbare akten en „ruimere toelating op grond van buitenlandse diploma's". Over „faute de mieux" is nog wel iets te zeggen, omdat er ook in dit gewest iets groeiende is. Spreker zegt niet goed op de hoogte te zijn hoever de mogelijk heden reeds gevorderd zijn. Hier zijn mogelijkheden voor een ter zake kundig bureau, dat de moeilijkheden niet alleen op psychisch gebied, doch ook op het gebied der lichamelijke gesteldheid moet opvangen. Zou het niet mogelijk zijn dat een dergelijk bureau kan dienen voor school- artsendienst) Hier ligt een mogelijkheid de moeilijkheden op te vangen. De bedoeling van het bureau is dan het volgende: De kinderen worden door de onderwijzer waargenomen. Zij wor den gedurende hun schoolperiode 3 maal medisch onderzocht. Zou den of de medicus of de onderwijzer iets merken dan dient de mening van de psycholoog of psychiater gevraagd te worden. Bovendien kan van een psychiatrische werkster nog de mening gevraagd worden over het milieu van het kind. Zodoende bereikt men een volledige beroepskeuze, die boven de huidige methode te prefereren is. Derhalve verzoekt spreker het onderhavige voorstel nog eens in overweging te nemen en een ander voorstel ter tafel te brengen. De heer VAN EGERAAT heeft beide sprekers met aandacht gevolgd. Gedurende de laatste tijd treedt er wel enige reactie op tegen deze manie. Spreker wil toch evenwel voor dit onderzoek een lans breken. In gezaghebbende kringen in het buitenland is men steeds verder gegaan zonder de Nederlandse bezwaren te zien. Het is echter zeer belangrijk dat de kinderen aan het begin van hun loopbaan het juiste beroep kiezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 95