96 15 MAART 1950 Spreker denkt hierbij aan de partiële werkeloosheid. Aan het begin der loopbaan moet men weten welke richting ingeslagen wordt. Onderwijzers die 6 of 7 jaren met de zelfde kinderen hebben om gegaan, hebben een eenzijdige kijk op de capaciteiten van deze kinderen. Derhalve dient hun advies gecorrigeerd te worden, om dat er altijd afwijkende gevallen zijn. Het onderzoek is nooit 100%. Zo is bijvoorbeeld in de practijk nog nimmer mogelijk geweest het nuttig effect van een afwijzing aan te tonen. Het zou evenwei niet juist zijn te denken, dat het onderzoek geen waarde heeft. Men kan toch beschikken over de gegevens van de ouders, geeste lijken, onderwijzers enz. Het onderzoek dient dan ook opgevat te worden als een deel- advies. Het is onjuist om aan een schriftelijk rapport een te grote waar de toe te kennen, doch men moet het op de juiste wijze weten te interpreteren. Spreker wil er op wijzen, dat het recht voor een psychotechnisch onderzoek bij de ouders berust. Vele ouders laten zo'n onderzoek niet instellen, doch dan komt dat recht aan de school en daarna aan de gemeente. Tengevolge daarvan dient de waarde van het onderzoek echter ook niet onderschat te worden, want daardoor zou de klok terug gezet worden. Spreker juicht het toe, dat het onderzoek niet alleen door een psychotechnicus ingesteld wordt, maar ook door de medicus of de psycholoog of de sociaal werkster. Spreker zou het accent op „psyche" willen laten vallen, opdat de klok niet teruggezet wordt. Tenslotte wijst spreker op het woord „voorzichtigheid,". De heer VAN GILS sympathiseert met het onderhavige voorstel. In onderwijzerskringen treft men sterke voorstanders voor dit onderzoek aan. De academisch gevormde psychologen kunnen de capaciteiten van een kind werkelijk vaststellen. In onderwijskringen prefereert men de samenwerking tussen de medicus, de psycholoog en de psychiater. Het ter tafel liggende voorstel gaat evenwel niet zover. Al zijn de resultaten tot op heden tegengevallen, dan is dat geen reden het onderzoek nu niet meer te doen plaatsvinden. Spreker verklaart zich voor het voorstel. De heer TOXOPEUS heeft over de onderhavige kwestie reeds diverse geluiden gehoord. Hij kan hieruit nog geen conclusie trek ken. Spreker is nogal sceptisch gestemd. Als de ouders denken dat het resultaat van het onderzoek evangelie is, dan zouden er onge lukken uit kunnen voortvloeien. Dat het een beperking der werkloosheid met zich zou kunnen brengen, gelooft spreker niet. Indien het onderzoek uitwijst, dat alle leerlingen metselaars moeten worden, dan gaat het er niet om, dat er geen goede metse laars komen, doch te veel. Ook levert het onderzoek bij kinderen van 12 en 13 jaar bezwa ren op. De vraag is of deze kinderen middelbaar en hoger onder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 96