100 15 MAART 1950 le VRAAG: De Heer van Oijen zegt, dat 's avonds in de Ploeg- straat ter hoogte van de Burgemeester Buijsenstraat volslagen duisternis heerst. Spreker verzoekt hiervoor de aandacht. ANTWOORD: Hier zullen enige lampen op nachtverlichting worden bijgesteld. 2e VRAAG: De Heer van Kampen merkt op, dat 's avonds in de Dr. van Campenstraat slechts één straatlantaarn brandt. ANTWOORD: In de loop van 1950 zal de verlichting in deze straat worden verbeterd. 3e VRAAG: De heer Van de Noort zegt, dat op de Gasthuisvel- den en de Sluissingel paarden loslopen. Deze paarden vallen kin deren aan. De politie schijnt zulks te dulden. ANTWOORD: Op 3 Januari j.l. werd op het Hoofdbureau van politie aangifte gedaan van het feit, dat een loslopend paard in de Sluisstraat een aldaar fietsende jongen had omvergesprongen, waarbij diens fiets werd beschadigd. Naar aanleiding van deze aangifte werd een onderzoek ingesteld, waarbij bleek, dat het paard, dat aan Van Oosterbos alhier toebehoorde, was vastgezet geweest op de Gasthuisvelden. Vermoedelijk hebben kinderen dat paard opgejaagd, waardoor het zich had losgerukt en de openbare weg was opgelopen. In verband hiermede is Van Oosterbos en een ander persoon, die hun paarden soms op de Gasthuisvelden lieten grazen, aangezegd, dat zij hun dieren op stal moesten houden. Nadien is niet gebleken, dat paarden, hetzij vastgelegd of los op de Gasthuisvelden, liepen. Van Oosterbos heeft de schade aan het rijwiel van bovengenoemde jongen geheel vergoed. 4e VRAAG: De Heer Keim vraagt een straatlantaarn te plaat sen in de Drielindendreef en een bij de Nieuwe Kerk aan de Eras- musweg. ANTWOORD: In de Drielindendreef is inmiddels een straatlan taarn bijgeplaatst. Ook bij de Nieuwe Kerk aan de Erasmusweg zal binnenkort een lantaarn worden geplaatst. 5e VRAAG: De Heer Peters verzoekt, in verband met de auto markt, de klok van het openbaar Slachthuis te verlichten. ANTWOORD: Besloten is een proef te nemen met verlichting dier hier bedoelde klok aan één zijde. 6e VRAAG: In de raadsvergadering van 21 December 1949 brengt de Heer Cosijn naar voren het noodzakelijk te achten een extra kindertoeslag aan gezinnen van ambtenaren en werklieden met vele niet verdienende kinderen toe te kennen. ANTWOORD: Deze kwestie is, zoals was toegezegd, in een ver gadering van ons college besproken. Daarbij is gebleken, dat enige gemeentebesturen al eens een poging hebben gedaan, maar dat de betrokken Minister voor het ogenblik een beslist afwijzende houding aanneemt. In dit stadium lijkt het daarom niet gewenst, dat de gemeente Breda ook een poging gaat doen. Het komt het beste voor, dat een (aanhangige) wijziging van de kinderbijslagwet wordt afgewacht. Aldus luidt ook het advies van de Commissie voor Ambtenaren- aangelegenheden. 7e VRAAG: De Heer Kamphuys zegt, dat de omwonenden van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 100