15 MAART 1951 65 De heer TOXOPEUS vindt, dat dit debat, waarvan hij overigens niet veel begrijpt, toch ook zijn merkwaardige en grappige zijde heeft. Vooreerst heeft het op hem de indruk gemaakt van de huisvrouw, cTie in de distributietijd haar bonnen besteedde, ofschoon het eigen lijk haar budget te, boven ging, omdat zij meende, dat de bonnen, nu eenmaal op moesten. Zo is het hier ook met de kwestie van de rijkspremie. Als trekpleister zal nu moeten dienen, de vrije vesti ging. Degenen echter, die enige tijd geleden voor het in beperkte mate vrij geven van particuliere nieuwbouwwoningen waren, staan thans afwijzend tegenover dit voorstel, dat verdedigd wordt door hen, die destijds een andere mening waren toegedaan. Zijn dezen van gedachten veranderd, omdat zij nu met dit voorstel de kapita listen zo van dienst willen zijn? Men moet reëel blijven. Degene, die deze woningen kunnen huren of kopen, zijn kapitaalkrachtig genoeg om zelf te bouwen, zodat de gemeente voor hen geen groot risico op zich behoort te nemen. Bovendien geven deze mensen nog de voorkeur aan een woning naar eigen smaak en snit. De Raad kan een en ander overlaten aan het instinct van de.zakenman in de particuliere bouwnijverheid. Met de heren Jongbloed en Mol is spreker van mening, dat dit voorstel niet moet worden aanvaard. De heer BRINKERHOF zegt, dat zijn principe in de door de heer Toxopeus bedoelde aangelegenheid niet is gewijzigd. Thans ligt de zaak geheel anders. Men heeft hier te doen met een reeds vroeger door de Raad genomen besluit om deze 25 woningen te bouwen. De Raad behoort aan de uitvoering daarvan mede te werken. Zijn lange erv'aring als raadslid heeft spreker geleerd, dat soms het meeste tussen do regels te lezen staat. Hij gelooft een verband te zien tussen de onteigeningskwestie over da betrokken terreinen en de, bouw van deze woningen in het Montensbos. Aan de heer Mol wil spreker nog zeggen, dat deze kwestie niet als zakenman, maar als raadslid bezien moet worden. De heer MOL merkt op, in deze vergadering als deskundige in deze, zaken te kunnen spreken. Hij vraagt zich in gemoede af, of de gemeente op dit gebied van de woningbouw werkzaam moet zijn en huizen moet bouwen waarvoor zij reclame moet maken om ze te verkopen. De prijzen van de gemeente liggen ook hoger dan die van de particuliere nijverheid. Wethouder VAN HOUTEN wijst er nogmaals op, dat het wel voor de laatste maal zal zijn, dat woningen van deze grootte ge bouwd kunnen worden. Dit acht spreker in deze kwestie Van zeer groot belang. In aansluiting aan de door de heer Mol gedane suggestie stelt hij daarom voor thans te beginnen met de bouw van 15 woningen, waarvan 3 of 4 voor de gemeente. Daar de gunning op 18 April plaats zal vinden, kan nog in de volgende Raad de beslissing om trent de resterende 10 woningen worden genomen. De VOORZITTER meent, dat de vrije vestiging in de kleinere nieuwbouwwoningen op een geheel ander niveau ligt dan die in deze grotere en duurdere huizen. De heer Toxopeus moet daarom niet zeggen, dat men in deze overstag is gegaan. Sommige gemeen ten bieden juist openlijk vrije vestiging in dergelijke woningen aan, om welgestelde burgers aan te trekken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 119