18 JANUARI 1951
11
werkgelegenheid zal vermeerderen al zal een klemmender woning
behoefte daarmede gepaard gaan.
Zijn alle feiten, die ik noemde, verheugend te noemen, zij oefenen
hun invloed uit op de financiële positie van de gemeente en het zou
getuigen van weinig zin Voor realiteit, wanneer wij de ogen sloten
voor die bron van voortdurende zorg voor het gemeentebestuur die
financiën heet. En inderdaad baart de toestand der gemeente-
financiën steeds meer zorgen, niet in het minst, ook de definitieve
financiering van de kapitaalsuitgave. Ons bestuur kent maar al te
goed de bezwaren verbonden aan financiering met tijdelijke lenin
gen, maar de factoren welke het sluiten van definitieve leningen
beletten liggen buiten de machtskring van ons bestuur. Tenemde
de hogere uitgave voor lonen en salarissen te kunnen dekken, wer
den bij raadsbesluit van 19 Januari 1950 de tarieven voor gas en
electriciteit verhoogd. Een tweede 5% verhoging der lonen en
salarissen volgde in September j.l. toen de begroting voor 1951
reeds in ontwerp gereed was. De daardoor ontstane verhogingen
waaronder eveneens zijn te rangschikken de steunnormen voor
armlastigen, konden voor het grootste gedeelte worden gedekt door
een hogere raming der bedrijfswinsten. In het resterende tekort
werd voorzien door een Verhoging van de straatbelasting tot 6%,
welke 6°/o het minimum is hetwelk de regering voorschrijft voor deze
belasting wil de gemeente voor een bijzondere uitkering in aanmer
king komen, waardoor de gemeente practisch het maximum van de
te heffen belastingen heeft bereikt.
Hoewel bij Koninklijke Boodschap van 13 November j.l. een wets
ontwerp is ingediend tot nadere voorzieningen ten aanzien van de
financiële verhouding tussen het Rijk en de Gemeenten, mag hier van
geen uitkomst voor de gemeentefinanciën worden verwacht. Door
een zo zuinig mog;elijk beheer en een ernstig afwegen der verschil
lende belangen, welke op het terrein van de gemeente zijn gelegen,
moet getracht worden het ontstaan van tekorten te voorkomen.
Dankbaar wil ik even melding maken van de werkzaamheden
van de Stichting Breda 1952. Ik ben af en toe in de gelegenheid om
achter de schermen te kijken, maar onder de leiding van de voor
zitter wordt door de verschillende comité's buitengewoon veel voor
bereidende arbeid verricht. Ik heb werkelijk gegronde verwachtin
gen, dat 'dit feest zal slagen een feest, dat ook voor het vreem
delingenverkeer van zo groot belang is. Het vreemdelingenverkeer
is trouwens in het afgelopen jaar, mede dank zij de activiteit van
de V.V.V. en zijn directeur zeer gestegen tot groot nut van het
hotelwezen en middenstand. Ik ben ook overtuigd, dat het hotel
wezen hiervan het belang inziet en ook van het hoog houden van
zijn naam, want het zal met mij wel van mening zijn, dat de men
selijke maag en gewoonlijk ook de beurs zich niet straffeloos laat
beetnemen. Ik heb in dit opzicht vertrouwen in hen en ik geloof dat
dit Vertroujwen gerechtvaardigd is.
Tot slot wil ik gaarne nogj memoreren de goede samenwerking,
welke er in Uw Raad en in het College van Burgemeester en Wet
houders en in de verschillende ambtenarencorpsen heeft bestaan. Deze
samenwerking maakt het tot een vreugde om te arbeiden en ik kan
U niet zeggen hoe dankbaar ik daarvoor ben en ook voor de geest
die er onder de burgerij heerst. Onderlinge vriendschap en ver
draagzaamheid zijn kostbare goederen. Ik kan slechts lof hebben
ook over de adtiviteit der burgers om aan de zorgen van deze tijd
het hoofd te bieden. Ik heb altijd nog gezien dat goede arbeid zijn
beloning verdiende en het is daarom, dat ik vertrouwen heb in de
toekomst al zijn er dan ook wel zoi-gen.