78 15 MAART 1951 De heer BREKELMANS, erop zinspelend, dat hij in zijn betoog misschien nog iets verder zal gaan, dan de heer Veldkamp, zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Als men zegt dat een mens een vat vol wonderlijke veranderlijk heden is, dan wordt dit zeker beaamd in de mededelingen in het voorstel van Burgemeester en Wethouders, welk voorstel aanvangt met te verklaren dat de werkzaamheden voor de feestviering in 1952 thans zover gevorderd zijn, dat men langzaam maar zeker tot een meer gedetailleerd inzicht in de plannen is geraakt, terwijl ver der op pagina 2 van hetzelfde Voorstel, onderaan, men alles weer heel gewoon terug neemt en de Stichting 1952 laat zeggen, dat het nog wel 'n jaar kan duren voor men een volledig uitgewerkte be groting ter tafel zal kunnen brengen, en dat dit in het huidige sta dium onmogelijk is. Helemaal juist vind ik dit niet, laten wij het voor een goede gewoonte houden, mijnheer de Voorzitter, dat het gelukkig alleen nog maar bij staatsbegrotingen zo is en dat men eerst de kosten en uitgaven gaat vaststellen en daarna de inkom sten. Ik wil gaarne eerst de plannen, voornamelijk aan die kosten ten grondslag gelegd, weten, alvorens ik enige finantiële toezegging wil doen. Mijnheer de Voorzitter, wordt in het voorstel gezegd dat de Raad zo welwillend is geweest, dan is dat in het algemeen waar. De Raad van Breda is zeer welwillend maar, als het gaat over het toestaan van het gebruik Van het Valkenberg dan geloof ik, dat niet juist is, dat het ter beschikking is gesteld voor de feestviering in 1952. Het is namelijk zo, mijnheer de Voorzitter, dat de Raad op 11 October 1950 werd uitgenodigd naar het Valkenberg te komen, om daar onder deskundige leiding van Prof. Bijhouv/er een maquette in ogenschouw te nemen van het Valkenberg, zoals deze Prof. het Valkenberg zou hebben gezien voor de feestviering in 1952. U weet, mijnheer de Voorzitter, toen werden er reeds vele vragen gesteld en door mij persoonlijk bedenkingen gemaakt. Wij zijn toen als Raad naar de vergadering gegaan welke op het bezoek direct volgde en aan het einde van die vergadering werd nog juist op tijd het Volgen de Vast gelegd, en hier krijgt u een lezing van het verloop van die vergadering vastgelegd in de notulen van 11 October 1950. „De heer BREKELMANS merkt op, dat bij de hedenmiddag in het „Valkenberg gehouden bespreking, door de Raad geen bindende toe zeggingen gedaan zijn. „Hij verzoekt alsnog de Raad in de gelegenheid te stellen hierover „van gedachten te wisselen. „De VOORZITTER meende, dat de raadsleden zich met de plan- „nen konden verenigen. „Wenst de Raad over deze kwestie nog te spreken dan kan zulks „geschieden/' Deze vergadering is nimmer gekomen. Alzo begrijp ik niets van die welwillendheid van de Raad. Mijnheer de Voorzitter, het schijnt, dat het Comité, of liever de Stichting, toch naar het Valkenberg is getogen en een onderzoek heeft ingesteld om de feesten in feite daar te houden. Op zich geen bezwaar, maar, en nu komt het, dit kost de gemeenschap 211010.Niet gek zo gezien en echt iets voor mensen die goed kunnen pakken en zakken en eventueel ver kopen. Ik heb me namelijk eens laten zeggen dat in die Stichting mensen zitten die ons kunnen pakken, zakken en verkopen waar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 130