11 APRIL 1951 163 De heer TOXOPEUS heeft zich nogmaals ernstig beraden over deze voorstellen, welke in het geheel neerkomen op een crediet- aanvrage van f 571.610, (een niet gering bedrag) nadat hij de verdere inlichtingen, waarnaar hij in de vorige vergadering had gevraagd, verkregen had. Hij meent, dat de verbeteringen van het Valkenberg wel nodig zijn. Hij betreurt het echter, dat het voorstel hiertoe aan dat voor de feestviering is verbonden. Door de burgerij worden deze zaken nu als één geheel beschouwd. Het is aantrekkelijk, wanneer deze verbeteringen er zouden toe kunnen leiden, dat de gemeente een park krijgt, waar men des avonds gaarne wat verblijft, hetgeen het toerisme zal kunnen bevorderen. Spreker wil hier terloops op merken, dat hij hoopt, dat het probleem van het gemengd zwem men anderszijds de toeristen niet lang meer behoeft af te schrik ken. Voor spreker blijft nog wel een moeilijkheid bestaan omtrent de feestverlichting, doch hij wil op dit onderdeel thans niet ver der ingaan. Voor spreker ligt de kwestie van het rekening-courant-crediet en het garantiefonds anders dan het voorstel over het park. Wat dit garantiefonds betreft: Men heeft gezegd, dat hiervoor een be drag wordt aangevraagd gelijk aan dat wat ontvangen wordt aan vermakelijkheidsbelasting. Nu is deze bewering misleidend in zoverre zij alleen opgaat, wanneer inderdaad de 400.000 bezoekers, welke men hoopt aan te trekken, de feesten zullen bezoeken; zijn er minder, dan wordt ook minder aan vermakelijkheidsbelasting ontvangen. Spreker wil hierop echter niet ingaan, daar het hem wel aannemelijk voorkomt, dat de inkomsten niet te hoog zijn begroot. Van meer belang acht hij de vraag: hoe staat het met de uigaven van de Stichting? Wanneer door prijsstijgingen of andere factoren de Stichting niet uitkomt met de thans geleende gelden dan zal de gemeente weer verder crediet moeten geven. Mislukken de feesten, dan is de ge meente de grootste creditrice in het faillissement. Ook bij de feesten van Damstad en de Mijlpaal zal men wel gedacht hebben dat er verantwoorde uitgaven zouden geschieden. Men kan nu mis schien zeggen: „daar is die of die fout begaan", maar andere mis rekeningen zijn ook nog mogelijk. Er mag toch worden veronder steld, dat ook die feesten zijn georganiseerd door eerlijke en op rechte en zakelijke mensen. De heer Veldkamp heeft betoogd niet in te zien dat deze feesten in strijd zouden zijn met het algemeen welzijn. Daarna is hij hier op terug gekomen door op te merken, dat de Raad dit moeilijk kan beoordelen en het daarom aan de op de gemeente toezicht houdende hogere organen kan worden overlaten hierin te beslis sen. Deze laatste gedachtengang lijkt spreker onjuist, daar hier door de verantwoordelijkheid, welke in eerste instantie de Raad heeft, op anderen wordt afgeschoven. Het is goed om in 1952 feest te vieren, doch hoe zal de gemeente dat doen: op grootse wijze, of slechts bescheiden met gelden direct door de burgerij betaald Worden deze feesten groots opgezet, omdat de gemeente er een cultureel en sociaal-economisch belang in ziet, dan moet zij de gelden a fonds perdu beschikbaar stellen. Spreker kan echter niet inzien, dat de beoogde belangen een uit gave van 5»/« ton rechtvaardigen. Wil men de gelden later terug krijgen, dan moet de opzet zakelijk bekeken worden. Spreker meent, dat de heer Vermeulen zeer terecht heeft opgemerkt, dat er geen zekerheid bestaat, dat de gelden terug zullen vloeien. Die zeker-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 163