11 APRIL, 1951 167 bate van de gemeente zouden komen. Is een en ander geregeld? Spreker zou gaarne omtrent deze enkele punten nog nader worden ingelicht. De heer BRAAKHUIS merkt op, dat uit de reden van de heer Veldkamp reeds gebleken is dat in de K.V.P.-fractie ook tegen standers van dit voorstel zijn. Het gaat in deze om een zo groot bedrag, dat er inderdaad veel bezwaren zijn. Van de Raad wordt een grote verantwoordelijkheid gevraagd. De economische belan gen van een gedeelte Van de bevolking worden door dit voorstel gekoppeld aan een belang van de gemeente, hetgeen in zich niet steeds onjuist is te achten, doch eerst moet de gemeente zijn eigen taak volbrengen vóór hieraan zulke bedragen te besteden. Degene, die tegen dit voorstel is, moet niet beschouwd worden als tegenstander van festiviteiten. Als de Raad dit voorstel mocht aannemen, zal spreker bereid zijn zo veel mogelijk te bevorderen dat de feesten zullen slagen. En ware de economische situatie van het land nog zo als in 1949, toen het plan tot deze feesten werd opgezet, dan zouden er vermoedelijk geen tegenstanders van dit voorstel zijn. Maar sinds 1949 is de internationale toestand zeer gewijzigd en spreker behoeft daarbij slechts te herinneren aan de gevechten op Korea. De economie van de gehele wereld wordt door de ongunstige toestand beïnvloed en ook ieder persoonlijk zal de gevolgen daarvan ondervinden. Spreker vraagt zich af, of onder deze omstandigheden het goed is, de grote festiviteiten te gaan organiseren, en of nu Breda tot een toeristenstad moet worden gemaakt. De geschiedenis vertelt, hoe in de vervaltijd van het Romeinse Rijk ondanks de dreigende toestand de burgers werden zoet ge houden met brood en spelen. Spreker wil niet zeggen, dat hier een vergelijking kan worden gemaakt met de decadentie-periode van dat Rijk. In zekere mate worden toch wel zekere gedachten daar aan opgeroepen. Gezegd is, dat Breda moet worden gemaakt tot een toeristen centrum waardoor consumptieve uitgaven, welke eerst elders werden gedaan, nu hier zullen geschieden. Dit klinkt inderdaad erg mooi, maar spreker vraagt zich af, of er geld zal zijn voor uitgaven voor feesten en dergelijke. De economische toestand in België en Frankrijk en de andere Europese landen verslechtert evenzeer als in Nederland, wat het toerisme naar ons land sterk zal doen verminderen. Men kan optimistisch zijn, doch de werke lijkheid doet andere dingen zien. De toestand in ons land is ge noegzaam bekend. Van maand tot maand stijgen de kosten voor levensonderhoud. In vele gezinnen, zowel van arbeiders als mid denstanders, weet men niet hoe rond te komen. Men kan geen geld meer uitgeven voor feesten, en de 2% vacantietoeslag zal veelal in de gezinnen zelf gebruikt moeten worden. Er zijn reeds tekenen, dat in de gemeente in 1952 op allerlei wijze gefeest zal worden. De buurtcommissies bereiden de festiviteiten voor elke wijk voor. Wanneer nu daarnaast door de gemeente nog deze grote feesten worden opgezet, en dezen zouden mislukken, dan zal dat zijn weerslag hebben op de gemeentelijke begroting en dan zullen de burgers voor een tweede maal moeten worden aan gesproken omdat door middel van belastinggelden het tekort zal moeten worden gedekt. Reeds thans kan de gemeentelijke begro ting slechts met moeite in evenwicht worden gehouden. Het lijkt dan ook niet verantwoord een aderlating van f 600.000.- te riske ren, hetgeen kan gebeuren als de feesten mislukken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 167