170
11 APRIL 1951
gedaan in de vorige vergadering, dat het culturele deel een belang
rijk deel van de festiviteiten zal uitmaken.
Daartegenover staan voor spreker twee bezwaren :het ene van
gemeentelijk-economische, het ander van maatschappelijk-econo-
mische aard.
Wat het gemeentelijk-economisch belang betreft, is spreker
ten spijt alle geestdriftige en geruststellende geluiden over de
financiële uitkomsten nog steeds bezorgd. Wat deze uitgaven be
treft: zekere kosten zouden inderdaad toch gemaakt moeten wor
den. Het ware echter diplomatieker geweest om dit woord te
gebruiken om de gelden hiervoor niet aan te vragen, op precies
hetzelfde ogenblik als men de gelden voor de feesten aanvraagt.
Bovendien is het, wanneer de feesten niet gehouden worden, moge
lijk om deze uitgaven successievelijk te doen. Wat de inkomsten
betreft, acht spreker de schatting van het verwacht aantal bezoe
kers hoogst optimistisch. Een redelijke fundering van deze schat
ting heeft spreker nog niet gehoord, waarbij hij wil opmerken, dat
verhalen over uit touringcars vallende toeristen, die letterlijk wor
den uitgeschud (uit de wagens namelijk!) hem weinig imponeren.
Het verwachte aantal toeschouwers lijkt spreker te hoog. Het
volgend jaar zullen de tijdsomstandigheden nog wel slechter zijn
dan thans en dus de animo om geld hiervoor uit te geven geringer.
Bovendien is de haussetijd in bordpapieren steden en andere fes
tiviteiten wel aanzienlijk minder dan in de direct na-oorlogse jaren.
Een vergelijking met het Kopenhaagse Tivoli is wel gedurfd, maar
daarom ook voor spreker geheel waardeloos. Het is spreker be
kend, hoe de organisatoren van het Festival of Britain, dat dit
jaar zal plaats vinden, er van overtuigd zijn, dat financieel gezien
deze manifestatie van cultuur en amusement een verlies zal moe
ten betekenen.
Toch wil spreker de gemeentelijk-financiële consequenties nog
niet het zwaarst laten wegen, omdat hier een verzekering al een
zekere uitkomst kan brengen.
Van overwegende aard zijn voor spreker de maatschappelijk-
economische nadelen. In een tijd van dusdanige armoede, als waar
in thans wordt geleefd en in nog sterkere mate zal moeten worden
geleefd, dient de overheid vóór te gaan met het ijveren voor sober
heid. In een tijd, waarin soms en terecht urenlang wordt
gedebatteerd over betrekkelijk lage bedragen, wordt thans over
deze zeer hoge sommen, relatief genomen althans, betrekkelijk licht
heen gegaan.
De VOORZITTER acht dit beslist onjuist. Wanneer de Raad
aan deze voorstellen twee volle vergaderingen wijdt, dan blijkt
wel, dat hierover ernstig beraden wordt.
De heer VAN EGERAAT acht het tragisch, dat in deze zelfde
vergadering, waarin de gelden voor de feesten misschien worden
gevoteerd, de gastarieven zullen moeten worden verhoogd.
Spreker wil toegeven, dat de aangevraagde gelden niet worden
weggesmeten. Het gaat er echter om de behoeften naar hun ur
gentie af te wegen. En zolang er nog niet een paar duizend gulden
kunnen worden uitgegeven voor enkele nodige verbeteringen aan
het woonwagenkamp, betwijfelt spreker, of het wel juist is thans
de gelden voor de nu voorgestelde doeleinden te fourneren. De
heer Brinkerhof heeft zich beroepen op de uitspraak van een eco
nomist. De Minister-President, Dr. Drees, doctor in de economische