18 JANUARI 1951
17
Het B.A, besloot hierop in te gaan.
Burgemeester en Wethouders verzochten tevens de Inschrijvingen
Nederl. Werkelijke Schuld welke tot het bezit van B.A. behoorden,
te verkopen en de opbrengst eveneens aan de gemeente te lenen.
Deze inschrijvingen beliepen 38.000.a 3
>59.300.—a 2%%,
Gezien het laag rente-type van deze inschrijvingen was het niet
denkbeeldig dat deze inschrijvingen zeer in koers zouden d'alen. In
1948 was er bovendien sprake van dat de rente-standaard zou kun
nen stijgen in de naaste toekomst. Op inschrijvingen N.W.S. hebben
geen aflossingen plaats. Bij een eventuele toekomstige rente
stijging zouden er dus belangrijke verliezen geleden worden door
koersdaling. Naar gelang de leningen een kortere looptijd hebben,
zal dit koersverlies geringer zijn. Onderhandse geldleningen hebben
in het: algemeen een kortere looptijd en zijn derhalvte uit beleg'gings-
cogpunt aantrekkelijk.
De inschrijvingen N.W.S. in het bezit van het B.A. werden ten
slotte verkocht telgen de navolgende koersen:
59.300.2*2 a S0i/18 ƒ47.477.06
38.000.-3% 967/s 36.812.50
kosten: provisie en zegelrecht
N etto-provenu
84.289.56
676.17
83.613.39
Door de commissieleden werd de aandacht gevestigd op het feit
dat 97.300.nominale waarde werd verkocht voor 83.613.39.
Derhalve een zgn. koersverlies. Doch dit koersverlies is echter
slechts schijn. Het feit waarom het hier gaat is tegten welke koers
de inschrijvingen Verkregen zijn. Zijn de inschrijvingen destijds ver
kregen tegen een lagere koers dan de verkoop koers dan is er zelfs
boekwinst gemaakt.
De aankoopkoers ligt aanmerkelijk lager dan de koers waartegen
deze inschrijvingen onlangs zijn verkocht t.w. 80i/16. Er is dus
sprake van een koerswinst onzerzijds van minstens ID/ifi-
De aankoopkoers van de 3% inschrijvingen was gemiddeld 87-«/?l2-
De verkoop had plaats tegen de koers van 96"/s, zodat ook hier een
behoorlijke koerswinst werd verkregen. De aandacht wordt erop
gevestigd, dat in 1948 besloten werd tot verkoop en dat in 1949
vierkoop heeft plaats gehad. Voor de verkoop moesten n.l. oude
testamenten e.d'. worden overgelegd, waarvan afschriften gevraagd
moesten worden bij de rijksaixhivaris te 's-Hertogenbosch. Deze
gehele transactie is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij hun
besluit van 23 Juni 1948, 2e afdeling G nr 209.
De heer Brinkerhof stelde in de Raadsvergadering van 15 Nov.
1950, dat het Burgerlijk Armbestuur effecten bezit met een bijzon
der karakter en c!at deze effecten niet verkocht mogen worden. Dit
laatste nu is niet juist. Het Burgerlijk Armbestuur bezit inderdaad
effecten, welke aangekocht zijn uit gelden, die gelegateerd zijn. De
rente moet jaarlijks extra worden uitgekeerd. Dit geschiedt ook eik
jaar met Kerstmis. Deze effecten mogen echer well verkocht wor
den, indien de rente maar extra uitgekeerd wordt. Bij een mutatie
door uitlolting of anderszins wordt steeds aangetekend, tot welk
legaat de herbelegging behoort.
Spreker meent met deze toelichting te kunnen volstaan.
De heer BRINKERHOF heeft van wethouder Romsom vernomen,
dat door hem gezegd zou zijn, dat de effecten niet verkocht mochten