180
12 APRIL 1951
De heer KOERTSHUIS is overtuigd, dat het plan tot onteigening
van gebouwde en ongebouwde eigendommen begrepen in het par-
tiëel uitbreidingsplan Poolseweg en omgeving, doorgang moet vin
den. Hij heeft hiertegen geen bezwaar. Evenmin heeft spreker be
zwaar tegen de onteigening van die gronden, waarvan men om
financiële redenen geen afstand wil doen.
Bjj dit plan zijn echter ook ongeveer 7 personen betrokken, die
ter plaatse hun bedrijf uitoefenen. Spreker doelt hier vooral op de
boerenbedrijven, die van vader op zoon overgaan. Deze personen
worden door de onteigening ernstig gedupeerd. Voor hen moet iets
gedaan worden. Indien een bakker wel over de nodige ingrediënten,
doch niet over een oven beschikt, dan heeft hij niets aan zijn bedrijf.
Eveneens is het met een boer, die wel zaai- en pootgoed, maar geen
land bezit. Spreker geeft Burgemeester en Wethouders in overwe
ging het agrarische gedeelte der betrokkenen in de gelegenheid te
stellen grond te ruilen. Er zijn twee gezinnen bij met elf kinderen.
Deze waren voornemens hun bedrijf in drieën te splitsen, hetgeen
door het onderhavige plan onmogelijk wordt gemaakt. Deze twee
gezinnen hebben naast hun landbouwbedrijf een groentekwekerij en-
verkoop, benevens een melkslijterij. Ten aanzien van dit drievoudig
bedrijf meenden zij voor 3 kinderen hierin een bestaan te kunnen
vinden. Ook de boerenbehuizingen zijn in het onteigeningsplan op
genomen. Spreker verzoekt deze buiten de eigenlijke onteigening te
houden. In de Olympiastraat bezit de heer Gruenwald grond, die tot
bouwterrein is bestemd. Spreker vraagt zich af waarom ook deze
grond, die reeds tot bouwterrein bestemd is, toch nog onteigend
moet worden. Spreker verzoekt het College het agrarische gedeelte
der betrokkenen in de gelegenheid te stellen hun grond te ruilen of
het de keus te laten de gebouwen al dan niet te behouden. Boven
dien verzoekt hij anderen hun bouwterrein niet te ontnemen.
De heer DIRVEN wil de woorden van de heer Koertshuis gaarne
onderschrijven. Er moet inderdaad voor deze mensen iets worden
gedaan. Maanden geleden heeft de gemeente gronden gekocht, die
bedoeld waren als ruilobject. Hij beveelt het College aan hiermede
voort te gaan, aangezien betrokkenen een kans gegeven moet wor
den. Spreker verzoekt het College doch speciaal wethouder Van
Haperen gronden te kopen om deze mensen binnen de gemeente
te kunnen verplaatsen.
De heer VAN GILÖ heeft in de raadsvergadering van 18 Januari
1948 bij het plan tot onteigening van gronden, die begrepen waren
in het uitbreidingsplan Liniestraat e.o., verzocht weiland in de
Vughtpolder te scheuren om betrokkenen enige verlichting te geven.
Wethouder VAN HAPEREN acht het wel goed, dat er een lans
voor de tuinders, die aan de rand der stad wonen, wordt gebroken.
Het is bekend, dat de stad zich sterk uitbreidt. Het is uitgesloten
bebouwingsplannen ver van de bebouwde kom te verwezenlijken, zo
dat gebieden als de Heuvel, het Boeimeer, de Liniestraat e.o. en de
Poolseweg e.o. voor deze plannen werden aangewezen. Het College
moet de Raad de onteigeningsplannen voorleggen, doch het is de
bedoeling, indien zulks mogelijk is, niet tot onteigening over te gaan.
Zo zijn b.v. alle boeren en tuinders, die woonachtig zijn in het Heu
velkwartier dat 74 H.A. groot is nog altijd min of meer in het
bedrijf werkzaam, dank zij de steun en de hulp van de Raad. Een
onteigeningsplan is evenwel noodzakelijk, daar één persoon de ver
wezenlijking van het uitbreidingsplan kan dwarsbomen. Door deze