184 12 APRIL 1951 De heer BRAAKHUIS vraagt of het onderhavige voorstel kans op succes biedt. Indien het een en ander niet in het bestek is opgenomen, dan is, naar zijn mening, deze kans zeer gering. De VOORZITTER antwoordt, dat men nooit tevoren weet of een procedure wordt gewonnen. Gezien het advies van Mr. van Wijmen is spreker van oordeel, dat de procedure aangevangen moet worden. De heer JONGBLOED heeft in het voeren van procedures door de gemeente in het algemeen niet veel fiducie. Hij meent echter, dat in dit geval een redelijke kans op succes aanwezig is. Behoeft de aan nemer aan anderen niet de gehele opzetsom terug te betalen, dan steekt hij het geld in eigen zak, hetgeen onjuist is. De VOORZITTER is het hiermede eens. De heer BRINKERHOF brengt hulde aan de Dienst van Openbare Werken, die dit heeft ontdekt, aangezien dit niet gemakkelijk is. In het boekje A.V. „Algemene Voorwaarden" is een dergelijke clausule opgenomen. Openbare Werken neemt bovendien deze clausule nog steeds in het bestek op. Vroeger moest bij inschrijvingen door de mededingende aannemers iedere M3 hout berekend worden, zodat het bepalen der aanneemsom enkele dagen in beslag nam. Thans wordt een globale berekening gemaakt, die in enkele uren gereed is. Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkomstig het voorstel. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen van een verzoek tot benoeming van een provisioneel bewindvoerder over H. J. W. Geers. (Bijlagen 1951, no. 140.) 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toekenning van een gemeentelijk subsidie aan de Stichting Maatschappelijk Werk ten Plattelande, voor het jaar 1951. (Bijlagen 1951, no. 141) De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verplaat sen van een barak in de Belcrumpolder ten behoeve van een kleu terschool aldaar. (Bijlagen 1951, no. 142). De heer MINDERHOUD verzoekt de barak niet eerder te ver plaatsen dan bij het begin der vacantie. Er zijn herhaaldelijk klachten over de baldadigheid der jongens, die in de buurt woonachtig zijn. Hierover is wel eens bij de Politie geklaagd, doch het heeft niet ge holpen. Spreker verzoekt aan dit euvel een einde te maken. Wethouder MEYS antwoordt, dat de barak moet verdwijnen in ver band met de bouw van een v.g.l.o.-school ter plaatse. Over het tijdstip van het verplaatsen kan moeilijk beslist worden. Dat hangt af van het ogenblik, waarop met de bouw der school een aanvang wordt gemaakt. De heer MINDERHOUD merkt op, dat in dat geval de kleuters geen onderdak hebben. Wethouder MEYS kan terzake echter geen toezeggingen doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 184