188
12 APRIL 1951
Wethouder MEYS deelt mede, dat wijzigingen, die worden aange
bracht in de van rijkswege gegeven richtlijnen ten aanzien van ge
meentelijke leningen, toegepast kunnen worden op de onderhavige
regeling. Deze regeling was ontworpen vóór de nieuwe wijziging van
de rentestandaard bekend werd. Hij meent dat ze alsnog met de
nieuwe rentestandaard in overeenstemming gebracht moet worden,
hetgeen hierop neerkomt, dat de leningen zullen worden aangegaan
tegen een rente van 31-2% 's-jaars, met een looptijd van 30 jaar,
zonder het recht van tussentijdse opeisbaarheid.
O
Zonder verdere bespreking besluit de Raad het voorstel aan
te nemen met dien verstande, dat de regeling alsnog met
de gewijzigde rentestandaard, zoals deze door het Rijk is
aangegeven, overeenkomstig het mondelinge wijzigings
voorstel van wethouder Meys, in overeenstemming wordt
gebracht.
30. Wijziging van de begroting van het Burgerlijk Armbestuur
over het dienstjaar 1950 met memorie van toelichting.
Wordt aldus vastgesteld.
31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot inbreng van
de bezittingen en schulden van de brandweer in het gemeentelijk
vervoerbedrijf. (Bijlagen 1951, no. 160).
32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen
van machtiging 5% salaris- of loonvoorschot te verstrekken aan
het personeel in dienst der gemeente Breda. (Bijlagen 1951, no.
161).
De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen.
33. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het intrek
ken van het 102e besluit tot wijziging der gemeente-begroting
1950. (Bijlagen 1951, no. 162).
De heer JONGBLOED acht het onderhavige voorstel pijnlijk, niet
alleen voor Burgemeester en Wethouders, maar ook voor die leden,
die destijds tegen de begrotingswijziging stemden, daar ze door de
in het voorstel gebezigde woorden: „wij betreuren deze wending in
de onderhavige kwestie ten zeerste" nog een trap wordt nagegeven.
De VOORZITTER zegt, dat een dergelijke gedachte niet achter
deze woorden gezocht mag worden. Burgemeester en Wethouders
betreuren het, dat het raadsbesluit niet is goedgekeurd.
De heer JONGBLOED merkt op, dat Burgemeester en Wethouders
deze zaak halsstarrig hebben vastgehouden, ofschoon het reeds in
1946 is komen vast te staan, dat het volgens de Pensioenwet ver
boden was toeslag op pensioen te geven.
De heer VELDKAMP zegt, dat betwist kan worden of het geven
van toeslag volgens de Pensioenwet al dan niet mogelijk is. Spreker
wil over deze kwestie verder niets zeggen.
De heer KOERTSHUIS merkt op, dat deze zaak indertijd in een
geheime vergadering ter sprake is gebracht. Hij wil in een openbare
zitting hierop niet verder ingaan.