16 MEI 1951 211 Zonder verdere beraadslaging wordt dit schrijven voor kennisgeving aangenomen. 3e. Schrjjven van de Commissie belast met het nazien der begroting over het dienstjaar 1951 van de Stichting „Oude-Man- nenhuis". De betreffende begroting wordt goedgekeurd. 3d. Schrijven van de Commissie belast met het nazien van de rekening en verantwoording over de dienstjaren 1940 tot en met 1949 van het gesticht voor R.K. Oude Vrouwen, alhier. De VOORZITTER stelt voor de door de Commissie gemaakte bemerkingen ter kennis van het college van regenten van het ge sticht te brengen, en overigens de rekeningen over voormelde dienstjaren goed te keuren. Aldus wordt besloten. 3e. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter goedkeuring aanbiedende de rekening en verantwoording voor het dienstjaar 1950 van de Stichting „Oude-Mannenhuis''. (Bijlagen 1951, no. 204.) De VOORZITTER stelt voor een commissie te benoemen voor het onderzoek van bedoelde rekening. De Raad besluit in deze commissie te benoemen de heren Van Kampen, Kamphuys en Kramers. 3f. Schrijven van Burgemeester en Wethouders waarbij ter kennisneming worden aangeboden 2 circulaires van Gedeputeerde Staten betreffende kapitaalvoorziening en investeringen der ge meenten. (Bijlagen 1951, no. 170.) De heer VELDKAMP wijst erop, dat Burgemeester en Wet houders in hun schrijven de circulaire, genummerd G 6802, be sprekende spreken over de met a, b, c en d aangeduide maat regelen. Een dergelijke verdeling kent deze circulaire niet. Spreker hoopt, dat de raadsvoorstellen niet zullen gaan lijden aan een zeker tekort aan zorg voor de redactie ervan. Met het standpunt van Burgemeester en Wethouders omtrent het vragen van een advies bij de investeringscommissie-Van den Dries, kan spreker het niet geheel eens zijn. Hij acht een voorover leg met de Raad ten aanzien van de plannen tot belangrijke in vesteringen zeer gewenst. Hij meent, dat vooral practisch de voorgestelde werkwijze onjuist is te noemen, omdat veel werk kan worden verricht ten behoeve van een kapitaalsinvestering, welke later niet door de Raad wordt aanvaardt. Het is beter, dat Burgemeester en Wet houders vooraf in overleg treden met de Raad, welke dan zal be sluiten al dan niet in principe met het plan accoord te gaan. Kan de Raad zich met het voorstel niet verenigen, dan is het niet nodig naar Gedeputeerde Staten en de Commissie-Van der Dries te gaan. Voor dit vooroverleg is het niet nodig over uitgewerkte plannen te beschikken; deze kunnen summier zijn. Bij de door Burgemeester

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 211