13 JUNI 1951
233
Burgemeester en Wethouders zeggen dat, daar het gasbedrijf een
kapitaal-intensief bedrijf is de winst in hoge mate afhankelijk is
van de omzet, zodat bij stijgende omzet de winst verhoogd, casu
quo het gastarief verlaagd kan worden.
Dit is slechts ten dele juist, want de winst wordt ook hier sterk
beinvloed door het gevoerde beleid; terwijl ook is gebleken dat het
maken van een behoorlijke winst door het gasbedrijf niet een ver
laging van de gastarieven tengevolge heeft, (ondanks de gemaakte
winst werden de tarieven laatstelijk nog weer verhoogd).
Burgemeester en Wethouders stellen dat het algemeen belang
vordert dat de rentabiliteit van het in het gasbedrijf geinvesteerde
kapitaal te allen tijde gewaarborgd is. Hierop zou ik willen antwoor
den, dat het wel wenselijk is, doch dat dit geen bestaansvoorwaar
de mag of kan zijn; wanneer toch het algemeen belang vordert dat
de overheid de gasvoorziemng in de Gemeente ter hand neemt,
moet dit geschieden ook al zou dit niet geheel rendabel zijn. Men
zou zo doorredenerend, geen gas kunnen verstrekken aan de nieu
we in aanleg zijnde wijken, want dit zal althans zeker de eerste
tijd niet rendabel zijn; om van de blijvende onrendabele gebieden
maar niet te spreken. De overheid, in casu hier de Gemeente mag
toch het dienen van het algemeen belang der inwoners niet af
hankelijk stellen van het maken van winst.
De omzet van het gasbedrijf is zeker niet, zoals Burgemeester
en Wethouders zeggen, in eerste instantie afhankelijk van het ge
bruik van bepaalde gasverbruiktoestellen, doch veel meer van de
omvang van het gebied dat van gas kan worden voorzien; de uit
gebreidheid van het buizennet speelt hier mijns inziens een veel
grotere rol.
Wanneer het openbaar belang eist dat het gasbedrijf zich inten
sief zou moeten bezighouden met de ontwikkeling der toestellen,
dan zou het gasbedrijf niet alleen de verkoop; doch ook de pro
ductie van die toestellen ter hand moeten nemen. Dit is echter niet
aan te nemen, want dan zouden toch zeker de Staatsmijnen zich
moeten toeleggen op de productie van haarden; kachels; verwar
mingsinstallaties enz. en dan zouden we ook moeten zien dat de
P.N.E.M. zich toelegt op het vervaardigen van gloeilampen, elec-
trische apparaten, electr. motoren enz. en zou dus het Philipsbe-
drijf als concurrent van de Overheidsbedrijven behoren te verdwij
nen. Deze stelling is niet houdbaar.
Natuurlijk zal het gasbedrijf zich op de hoogte moeten houden
van de ontwikkeling op het gebied van gasverbruikstoestellen, zo
als ook de betreffende industrie zich op de hoogte zal stellen van
de samenstelling van het door de gasbedrijven geleverde gas.
Plet gasbedrijf zorge voor de productie en distributie van het
gas; de industrie voor de productie van de toestellen en de
handel voor de distributie hiervan.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat men niet zal kunnen
verwachten dat het gasbedrijf de behartiging van haar levensbe
langen (hier dus bedoeld de omzet van gas) kan overlaten aan een
groep van detailhandelaren, welke gemengde zaken hebben, in dien
zin dat zij naast gasverbruikstoestellen, ook toestellen voor vaste
en vloeibare brandstoffen, kol'en, olie en electriciteit verkopen.
Maar dit doen de staatsmijnen toch wel en de P.N.E.M. toch
ook en de grote Shell; die produceert of verkoopt toch ook geen
auto's, olie- of benzinemotoren; zo doorpratend kan men ook stel
len dat Philips de distributie van electriciteit ter hand moet nemen
en de producenten van gasverbruik-toestellen moeten dan zeker de
productie van gas en de distributie ervan verzorgen. Burgemeester