13 JUNI 1951
235
zijn tijdens de begrotingsdebatten terzake gedane voorstel alsnog
te accepteren.
Dit voorstel luidt aldus:
le. De verkoop en het verhuren van gasapparaten door de ge
meente gasfabriek per 1 Juli e.k. te doen staken.
2e. De huurders van gastoestellen in de gelegenheid te stellen,
deze in eigendom te verkrijgen, zodra voor deze toestellen zoveel
huur is betaald, dat hiermede de totale kostprijs plus de rente van
het geïnvesteerde geld is verrekend.
3e. De in voorraad zijnde nieuwe toestellen aan de handel over
te geven, tegen de geldende prijs, voor zover dit natuurlijk gang
bare en courante artikelen zijn.
4. De toonkamer op te heffen.
De heer VERMEULEN heeft van de heren Kramers en Van
Gilbergen thans hetzelfde geluid gehoord n.l. dat de Gemeente
zich beweegt op het terrein van de middenstand als in de Gas-
commissie te beluisteren was. De toestand is niet zo, dat de Ge
meente in een coneurrentie-positie ligt ten overstaan van de mid
denstand. Naar sprekers mening is de situatie, zoals ze nu is, ont
staan door het overleg tussen de Overheid en de middenstand, ter
wijl het initiatief, dat tot deze situatie heeft geleid, uitgegaan is
van de middenstand. Spreker heeft alle vergaderingen van de Gas-
commissie bijgewoond, ook die, waarin de heer Mol aanwezig was.
Spreker kan niet aan de indruk ontkomen dat deze zaak wordt
opgeblazen. Hij heeft getracht te weten te komen, welke schade
de middenstand wordt berokkend. De 8% provisie, die de Gemeente
bij verkoop via de toonkamer inhoudt, vormt het hoofdmotief,
waarom men zich van de overeenkomst wil ontdoen.
In een der vergaderingen beweerde men zelfs, dat het bestuur
der vereniging buiten haar bevoegdheid zou zijn gegaan, zodat de
vereniging niet meer gebonden was aan de overeenkomst. Spreker
heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gezegd, dat de vereniging
wel degelijk gebonden was. Hier was slechts sprake van een kwes
tie, die de vereniging betrof n.l. een kwestie betreffende de
bestuursbevoegdheid der vereniging doch waar de gemeente
geheel buiten stond. Men heeft dit toen ook ingezien. Betreffende
de 8% provisie wil spreker het volgende opmerken:
Er is een maatschap opgericht en een accountant aangesteld
voor het innen der incassokosten. Spreker betwijfelt of de maat
schap haar onkosten binnen de opbrengst der 8% kan houden, zo
dat hij eveneens betwijfelt of een dergelijke handelwijze voor de
middenstand voordelen zal opleveren. Spreker heeft in de verga
dering van de Gascommissie gezegd, dat de gemeente niet uitslui
tend de belangen van de middenstand, doch het algemeen belang
heeft te dienen. Als spreker het maatschapcontract leest, ziet hij,
dat deze groep een technische commissie heeft benoemd. De voor
zitter van deze commissie is een figuur als van directeur of pre
sident-commissaris. Aangezien deze bij uitsluiting beslist, is spreker
huiverig voor een dergelijke figuur. Indien het gemeentebestuur
zich terzake van activiteit onthoudt, doet het een stap terug en
indien het zich geheel van dit terrein distancieert, vreest hij, dat
het algemeen belang niet wordt gediend. De maatschap is een
lichaam, dat in Breda een monopolie-positie zou kunnen gaan in
nemen. En al is spreker geen voorstander van socialisatie van deze
tak van nijverheid, evenmin is hij dat ten opzichte van het mono
polie-bezit, aangezien daardoor het algemeen belang geheel en al
op de achtergrond wordt gedrongen. Hij hoopt, dat deze zaak zo-