13 JUNI 1951 243 volgende vergadering in stemming gebracht kan worden, aangezien er door dat besluit geen verandering plaats vindt. De heer VELDKAMP wenst dat zijn voorstel in stemming wordt gebracht. De heer VAN DEN EEDEN merkt op, dat het onderhavige agendapunt geen voorstel van Burgemeester en Wethouders bevat, doch slechts een mededeling. Spreker vraagt of hierover wel ge stemd kan worden. De VOORZITTER meent deze zaak tot een oplossing te kunnen brengen door het adviesschrijven van Burgemeester en Wethouders in stemming te brengen. Spreker vermoedt, dat het daarin vervatte advies door de Raad niet geaccepteerd zal worden. De heer VAN EGERAAT zegt, dat een zodanig besluit de op heffing van de toonkamer enz. betekent. In de volgende vergade ring kan dan besproken worden wat verder gedaan moet worden. De heer JONGBLOED is van oordeel, dat door een dergelijk be sluit geen wijziging in de situatie gebracht wordt. Zulks zal in de volgende vergadering moeten geschieden. Wethouder VAN HOUTEN vraagt de heer Van Gisbergen, naar aanleiding van diens voorstel, wat er na 1 Juli a.s. gedaan moet worden met de apparaten, die in woningwetwoningen zijn geplaatst. Deze zaak is niet zo eenvoudig. Als de Raad tot opheffing van de toonkamer besluit dan benadeelt de Raad zowel de middenstand als de bevolking. De heer JONGBLOED wijst op het contract, dat de gemeente heeft. Zij kan dat niet teniet doen. De heer VAN GISBERGEN meent, dat de heer Van Swol deze zaak niet goed begrijpt. Op de vraag van Wethouder Van Houten antwoordt spreker, dat de reeds geplaatste toestellen in het bezit van de gemeente blijven, terwijl de apparaten na betaling der kosten aan belanghebbenden overgedragen kunnen worden. De heer VAN SWOL wenst geen concurrentie. De heer VAN GISBERGEN merkt op, dat Wethouder v. Houten gezegd heeft acquisitie te zullen verrichten indien de strijd ont brandt. De VOORZITTER vindt de zaak steeds ingewikkelder worden. Hij stelt voor het voorstel van de heer Van Gisbergen een maand terug te nemen. De heer VELDKAMP heeft een voorstel van orde gedaan n.l. om te stemmen of het advies vervat in het schrijven van Burgemees ter en Wethouders in stemming gebracht zal worden, aangezien de gedachtengang reeds bekend is. De raadsleden zijn hier geen dode vissen. Ze behoeven niet achter Burgemeester en Wethouders aan te lopen. Welke consequenties 'het niet-accepteren van het advies van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 243