246
13 JUNI 1951
benoemd is tot lid van het College van Regenten van de Stichting
Oude-Mannenhuis alhier.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststellen
van een bezoldigingsregeling voor de vakleerkrachten aan de open
bare lagere scholen dezer gemeente. (Bijlagen 1951, no. 211.)
De heer STUBENROUCH zegt, dat in het voorstel staat, dat de
salarissen bij K.B. geregeld zijn. In hoeverre liggen de Bredase
salarissen boven de minima?
De heer BREKELMANS heeft tegen het voorstel geen bezwaar.
Hij wil Wethouder Meys er opmerkzaam op maken, dat geen der
punten 8 t/m 17 in de Onderwijscommissie is besproken. Spreker
verzoekt de Wethouder er rekening mede te houden, dat deze
Commissie nog bestaat en graag over dergelijke zaken ingelicht
wordt.
De heer VAN KAMPEN merkt op, dat het onderhavige ontwerp
voorstel toegezonden is aan twee onderwijzers-organisaties. Er
bestaat echter nog een 3e onderwijzersorganisatie n.l. de Protest.
Christ. Hij verzoekt ook deze organisatie in het vervolg in te
schakelen.
De heer JONGBLOED vraagt of een onderwijzer, die sedert
September van het vorig jaar niet meer aan het onderwijs ver
bonden is, achteraf nog een uitkering ontvangt. Als zulks het geval
is, dan zal spreker graag vernemen hoe groot het uitgekeerde be
drag is. Volgens het voorstel wordt deze regeling alleen in het
leven geroepen voor het v.g.l.o. en u.l.o. en niet voor het l.o.
De gemeente heeft daaraan geen behoefte, omdat aan het open
baar lager onderwijs geen vakleerkrachten verbonden zijn. Wel
wordt aan besturen van bijzondere lagere scholen een vergoeding
van kosten, voortvloeiende uit het in dienst hebben van vakleer
krachten, verstrekt, tenzij de Raad de gevraagde vergoeding af
wijst, aangezien de kosten zonder noodzaak zijn gemaakt, of hoger
zijn dan noodzakelijk is. Maar dan behoeft deze regeling ook niet
in het leven geroepen te worden voor het u.l.o., daar de gemeente
ook geen u.l.o. school bezit. Omdat aan bepaalde bijz. lagere scholen
vakonderwijzers verbonden zijn, had deze regeling ook als richt
snoer moeten gelden voor het lager onderwijs.
Spreker had gedacht, dat deze regeling ook voor het lager onder
wijs vastgesteld zou worden.
De heer BRINKERHOF vraagt of voor de vakken zingen en alg.
geschiedenis een bevoegdheid bestaat.
Wethouder MEYS gaat over tot het beantwoorden der gestelde
vragen. Spreker deelt de heer Stubenrouch mede, dat slechts het
minimum loon en niet het maximum loon is aangegeven. Het mini
mum loon ondergaat veranderingen door de gebruikelijke schaal.
Men kan wel van de vastgestelde minima afwijken, doch spreker
vreest, dat een dergelijk besluit door Gedeputeerde Staten niet zal
worden goedgekeurd. De heer Brekelmans heeft spreker op de
Onderwijscommissie opmerkzaam gemaakt. Er kan inderdaad aan
leiding zijn dergelijke punten de Onderwijscommissie voor te leg
gen. Spreker heeft dan ook van de opmerking nota genomen. Het