254 13 JUNI 1951 zijde dreigt te krijgen; ook voor degenen, die hieraan hun mede werking hebben verleend. Deze zaak heeft ook voor de Directeur van de G.G.D. een onprettige nasmaak gehad. De heer VERHAAK wil op de eerste plaats de heer Jongbloed bijvallen inzake de grootte der totale kosten. Spreker is tevreden over de verkregen resultaten. Wat het financiële gedeelte betreft, merkt spreker op, dat dit in 2 delen uiteen valt n.l.: Ie het medische gedeelte en 2e het administratieve en sociografische gedeelte. Voor het medische gedeelte zou met een eenvoudige admini stratie een crediet van 30.000.voldoende zijn geweest. De Sociografische dienst heeft echter het werk omvangrijk op gezet. De te dien aanzien verkregen resultaten moeten nog worden afgewacht. De heer VELDKAMP zegt, dat de heer Verhaak reeds opmer kingen heeft gemaakt, die hij ook had willen maken. Spreker acht de uitkomsten niet zo eigenaardig. Was bij de wijziging een kleine omschrijving aanwezig geweest, dan zou de heer Jongbloed geen bezwaar hebben gehad. De fout dient gezocht te worden in een te grootse opzet van het sociografische werk. Als insider kan spreker verklaren, dat dergelijk werk belangrijk kan zijn. Het College had zich echter omtrent het opstellen van een socio grafisch rapport tot de Raad moeten wenden. Hij onderstreept dan ook de woorden van de heer Jongbloed betreffende de erken ning van de Raad. Aan de andere kant begrijpt hij ook met welke moeilijkheden het College te kampen heeft gehad. Spreker vraagt zich af, met welke bedoeling de heer Jongbloed de betrokken wijzi ging wil aanhouden. Wenst de heer Jongbloed meer gegevens of een openbare schuldbekentenis van Burgemeester en Wethouders Hij vermoedt, dat de heer Jongbloed het eerste bedoelt. Zou deze maand nog een tweede vergadering belegd worden, dan zou hij voor het voorstel van de heer Jongbloed zijn. Wordt deze maand geen tweede vergadering belegd, dan wil hij thans wel met deze zaak genoegen nemen, met dien verstande echter, dat de Raad in de eerstvolgende vergadering terzake een nadere toelichting wordt verstrekt. De VOORZITTER kan zich met de woorden van de heer Veld kamp verenigen. De heer VERMEULEN informeert naar de mogelijkheid deze maand nog een tweede vergadering te beleggen. De VOORZITTER antwoordt, dat een dergelijke mogelijkheid wegens uitstedigheid van diverse leden van het College van Bur gemeester en Wethouders niet aanwezig is. De heer JONGBLOED voelt de moeilijkheid, dat vóór 30 Juni a.s. het te nemen raadsbesluit bij Gedeputeerde Staten ingezonden moet zijn. Ook voelt spreker aankomen, dat de Raad het tekort zal moe ten slikken. Hij heeft gemist een ruiterlijke erkenning van Burge meesters en Wethouders, dat het onjuist is deze zaak met een simpele begrotingswijziging te beëindigen. Naar sprekers mening is er wel geen opzet in het spel, doch Burgemeester en Wethouders hadden eerder een voorstel ter tafel moeten brengen. Indien het sociografisch rapport de oorzaak van het tekort is, dan had de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 254