260
13 JUNI 1951
Vraag: In de Raad van 15 Maart j.l. is door de heer v. EGERAAT
bij het voorstel inzake riolerings- en bestratingswerken Ooster
straat de wens geuit om voortaan bij de straataanleg in het Heuvel
kwartier te streven naar breder staat profielen. Hij wees erop,
dat er verschillende straten zijn, waarin b.v. twee auto's elkaar niet
of zeer moeilijk kunnen passeren.
Antwoord: De rijbaan in de Oosterstraat wordt 5.5 M. breed,
dus ruim voldoende voor het passeren van 2 auto's en andere
voertuigen.
In het algemeen geldt, dat de meeste straten in het Heuvelkwar
tier woonstraten zijn of worden en geen verkeersbanen. De hoge
kosten van bouwrijp maken, welke ook resulteren in de stichtings-
kosten der woningen en die rijksbijdragen nopen tot soberheid, zo
dat de woonstraten niet breder worden gemaakt dan strikt nood
zakelijk is.
Omdat de woningbouw in deze nieuwe wijk vrijwel geheel met
rijkssteun plaats vindt, schrijft de Directie van de Wederopbouw
en de Volkshuisvesting bepaalde bezuinigingen op de straat-aanleg
voor. Dit heeft er bij enige plannen in het verleden toe geleid, dat
aanvankelijk breder geprojecteerde rijbanen op geringer breedte
moesten worden uitgevoerd.
Ook de schaarste aan straatklinkers heeft hierbij in bepaalde ge
vallen een rol gespeeld.
Vraag: De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat in de Vondelstraat
reeds sinds 1940 een lantaarn zonder kop staat. Daar zulks niet
past in het kader van de naam der straat verzoekt spreker op deze
lantaarn alsnog een kop te plaatsen.
Antwoord: De lantaarnpaal zonder kop in de Vondelstraat be
hoort tot de zgn. avondbranders welke ingevolge voorschriften van
hogerhand momenteel niet mogen worden ontstoken. Zodra voor
noemde voorschriften worden ingetrokken, zal dit lichtpunt in
dienst worden gesteld.
Vraag: De heer VAN DE NOORT zegt, dat de lantaarn, die in
de Amstelstraat staat, indien ze 3 meter verplaatst wordt precies
kan schijnen in de achteruitgang van de woningen, die gelegen zijn
aan de Haagweg.
Antwoord: M.b.t. het verplaatsen van een lantaarn in de Amstel
straat, teneinde mede een achteruitgang van nabij gelegen wonin
gen te verlichten, moge worden opgemerkt, dat de openbare straat
verlichting in de eerste plaats dient om de openbare weg te ver
lichten en wel zo gelijkmatig mogelijk. Bij het verplaatsen van be
doelde lantaarn over een afstand van 3 meter zou deze gelijkmatige
verlichting in het gedrang komen. Een lantaarnpaal voor een ach
teruitgang is voorts een sta-in-de-weg voor het verkeer met bak
fietsen en handkarren in de achteruitgang; alleen het uitkomende
verkeer heeft voordeel van het lichtpunt het ingaande zelfs nadeel,
omdat laatstgenoemd verkeer zich van het lichtpunt verwijderd,
waardoor men „geen hand voor ogen ziet". Vooral ook, omdat zich
in de Amstelstraat meerdere achteruitgangen bevinden, achten wij
de door de heer Van Noort voorgestelde oplossing zeer bezwaarlijk.
Vraag: De heer DE ROOS vraagt de verlichting in de Laan van
Mertersem voor de a.s. winter gereed te maken.
Antwoord: De Laan van Mertersem zal omstreeks midden Juni
1951 van een nieuwe verlichting voorzien zijn.