296
11 JULI 1951
De Raad besluit overeenkomstig dit prae-advies en deze
voorstellen.
24. Vervallen.
25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van
grond aan de Graaf Engelbertlaan aan P. C. Geensen. (Bijlagen
1951, No. 250).
26. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overbren
ging van 2 percelen uit het Grondbedrijf in het Gemeentelijk Ver
voerbedrijf. (Bijlagen 1951, No. 251).
De Raad besluit overeenkomstig deze voorstellen.
27. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van
de begroting 1951. (Bijlagen 1951, No. 252).
De heer VERMEULEN merkt op, dat het onderhavige bedrag
geput wordt uit een begrotingspost, waarvan de gelden voor een
geheel ander doel waren bestemd.
De VOORZITTER antwoordt dat het zeer wel mogelijk is het
bedrag, vermeld op de ene post, te verminderen om daarmede dat
van een andere post te verhogen.
Wethouder MEIJS merkt op, dat hier slechts van een formaliteit
sprake is. De overschrijving is nodig om de diverse credieten voor
uitgaven ingevolge art. 72 L.O. Wet 1920 te kunnen dekken.
Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkom
stig het voorstel.
28. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van
de rekening-courant overeenkomst, welke is gesloten met de N.V.
Bank voor Nederlandse Gemeenten. (Bijlagen 1951, No. 253).
Dienovereenkomstig wordt besloten.
29. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan
van een geldlening groot 200.000.(Bijlagen 1951, No. 254).
De Raad besluit overeenkomstig het voorstel met dien verstande,
dat de heren A. J. A. Rattink, J. J. Kamphuys en A. C. A. Brekel-
mans geacht wensen te worden te hebben tegengestemd.
30. Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de ver
koop, de huurkoop en verhuur van gastoestellen door het Gemeen
telijk Gasbedrijf. (Bijlagen 1951, No. 255).
Dienovereenkomstig wordt besloten.
31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het toekennen
van een autovergoeding aan de adj. directeur van de Dienst van
Openbare Werken voor het gebruik van zijn auto voor dienstdoel
einden. (Bijlagen 1951, No. 256).
De heer RATTINK is van mening, dat het voorstel zeer summier
is gesteld. Hij heeft deze keer tegen het voorstel geen bezwaar. In