302 11 JULI 1951 De heer MINDERHOUD heeft er geen bezwaar tegen, dat de school op het nieuwe terrein wordt gebouwd, maar hebben Burge meester en Wethouders de zekerheid, dat een gedeelte van dit ter rein (groot 30 bij 16 Meter), dat particulier eigendom is, in handen van de gemeente zal overgaan? Tegen het onttrekken van het plantsoen aan zijn bestemming hebben destijds de heren Dirven, Koertshuis, Kramers en de Roos zich ook reeds verzet. De VOORZITTER antwoordt, dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen, dat bedoelde grond spoedig door de gemeente in eigendom zal worden verkregen. Spreker is genegen het voorstel van de heer Minderhoud, indien deze dat wenst, in stemmnig te brengen. Hij moet echter de Raad ontraden het voorstel te accep teren, aangezien het onjuist is zich terzake te binden. De heer MINDERHOUD trekt zijn voorstel in, aangezien hij van oordeel is dat het plantsoen voorlopig wel gehandhaafd zal blijven. Zonder verdere bespreking besluit overeenkomstig het door Wethouder van Houten gedane voorstel. Hierna gaat jjfe Jtaad in besloten zitting. De Secretaris, De Voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 302