324 16 AUGUSTUS 1951 de eed van zuivering en de ambtseed, op de wijze als bepaald in art. 45 der gemeentewet. De VOORZITTER beveelt de heer Hustinx de belangen der ge meente Breda aan en spreekt de hoop uit, dat de gemeente van diens kennis mag profiteren. 2. Vaststelling van de notulen der vergaderingen van 5 en 11 Juli 1951. De heer RATTINK heeft tegen de vaststelling der ontwerp notulen geen bezwaar. Wel heeft hij er bezwaar tegen, dat het rap port van de Commissie van onderzoek inzake de werkzaamheid van de Commissie ex. art. 8 der Woonruimtewet 1947 achteraan op de agenda vermeld staat. Spreker acht dit een belangrijk agenda punt. Naar zijn mening had dit punt niet bij de rubriek ,,prae-ad- viezen en voorstellen" ondergebracht dienen te worden. De Com missie Drion zou het rapport uitbrengen aan de Raad, zodat door het prae-advies op deze zaak wordt vooruitgelopen. Spreker ver zoekt het punt vooraan op de agenda te vermelden, opdat het eer der aan de orde gesteld kan worden. De VOORZITTER heeft hiertegen geen bezwaar. Indien de Raad deze zaak als hors d'oeuvre wil hebben dan zal hij ze na de behan deling der ingekomen stukken aan de orde stellen. De heer VELDKAMP heeft in de vorige raadsvergadering enige schriftelijke vragen gesteld, waarop hij een toelichting zou geven, wanneer Burgemeester en Wethouders hun antwoord kenbaar had den gemaakt. Spreker stelt er prijs op deze vragen bij de ingeko men stukken te behandelen. De VOORZITTER wil aan dit verzoek voor deze keer wel gevolg geven en deze vragen als een ingekomen stuk beschouwen. Hierna worden de notulen ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. 3a. Schrijven van de Algemene Zang- en Muziekschool daarbij anbiedende het jaarverslag en het financieel overzicht 1950. De heer VAN BIJNEN heeft in de ter visie gelegde stukken gelezen, dat de Algemene Zang- en Muziekschool reeds vanaf 1929 bezig is een pensioenregeling in het leven te roepen. Spreker vraagt, waarom deze regeling nog niet tot stand is gekomen. Wethouder MEIJS antwoordt, dat gedurende de laatste maanden herhaaldelijk van gedachten is gewisseld over de mogelijkheid een pensioenregeling voor het personeel der Muziekschool tot stand te brengen. Deze zaak is ook met de Rijksinspecteur Dr. Walter Boer besproken. Ze is echter niet eenvoudig, daar het promoveren van de aan de Muziekschool verbonden leerkrachten tot gemeente-ambtenaren consequenties met zich brengt. Hij wil er te dien aanzien op wijzen, dat de functie van dit lerarencorps beschouwd dient te worden als een nevenfunctie, aangezien ze geen dagtaak inhoudt. Spreker vraagt zich af of deze school niet gezien moet worden als een gelegenheid voor vele leerlingen om muzieklessen te volgen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 324