16 AUGUSTUS 1951 327 agenda vermelde stukken nog enige tijd in de leeskamer ter visie te zullen laten liggen. De VOORZITTER stelt hierna aan de orde de in een vorige ver gadering door de heer Veldkamp ingediende schriftelijke vragen inzake de achteruitgang van de relatieve welvaartspositie van de grote gezinnen. De heer VELDKAMP zegt het volgende: Gaarne wil ik bij het begin van de g'edachtenwisseling over de door mij aan het College van Burgemeester en Wethouders gestel de vragen en het antwoord, hetwelk ik daarop reeds schriftelijk mocht ontvangen een verantwoording geven van het feit, dat ik deze vragen stelde. Ik wil mij daarbij zoveel mogelijk distanciëien van de discussies, welke bij de schriftelijke voorbereiding en de openbare behandeling van het ontwerp Van wet tot wijziging van de Kinderbijslagwet en de Kinderbijslagwet voor invaliditeits-, ouderdoms- en wezenrentetrekkers in de beide Kamers der Staten Generaal hebben plaats gehad. Ik zou willen uitgaan van enige feitelijkheden. Voorop wil ik stellen omdat mij gebleken is van misverstand op dit stuk dat het in de Tweede Kamer niet ging om een K.V.P.-poging de kinderbijslag voor grote gezinnen te ver hogen, doch om een normaal regeringsvoorstel, dat door het amen dement van mevr. Fortanierde Wit is beperkt geworden. In de Memorie van Toelichting op het ontwerp Van wet werd er op gewezen, dat de Regering in verband met haar verklaring in de Tweede Kamer op 17 Maart j.l., waarin werd toegezegd, dat in het kader van de reële koopkrachtvermindering zou worden gewaakt tegen een onevenredige achteruitgang van de grote gezinnen, het gewenst achtte, te rekenen van het derde kind', een extra compen satie te verstrekken van 12' a 18 cent per kind en per week. De Regering was n.l. van oordeel, dat indien tengevolge Van de 5% loonsverhoging, alle kinderbijslagen slechts met 5% zouden worden verhoogid, dit voor gezinnen van meer dan vier personen een be perking van de consumptie zou betekenen van meer dan 5%. Ter voorkoming van misverstand werd er door de Regering de nadruk op gelegd, dat de onderhavige voorziening geen beslissing beoogde te geven omtrent het vraagstuk van mindere of meerdere progressie in de kinderbijslag, welke kwestie ten principale wordt bezien door de S.E.R. De bedoeling was slechts te bereiken, dat de relatieve welvaartspositie, welke de grote gezinnen dank zij de kinderbijslagen vöör de jongste stijgingen van het prijsniveau had den verworven, zoveel mogelijk gelijk blijft. Uit het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Sociale Verzekering bleek reeds onmiddellijk, dat verschillende leden met de hierbedoelde extra verhogingen niet accoord konden gaan, al hoewel andere leden de voorstellen toejuichen, ook voor zover de verhoging der kinderbijslagen nominaal de 5% te boven gaat. De eerstgenoemde leden achtten de motivering der Regering voor de extra compensatie onvoldoende. Zij waren van oordeel, dat met het ontwerp reeds een bepaalde richting terzake van de progressie in de kinderbijslag werd ingeslagen, hetgeen hen principieel onjuist scheen, nu het gehele vraagstuk der progressie bij de S.E.R. in studie is. In ieder geval zouden zij een nadere uiteenzetting om trent de voorgestelde extra compensaties, zo mogelijk aan de hand van duidelijke cijfers op hoge prijs stellen. Ook de andere leden er kenden in dit verband het nut van instructief cijfermateriaal. In tussen verzocht de commissie de Regering haar invloed te willen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 327