328 16 AUGUSTUS 1951 aanwenden tot een spoedige verschijning van het rapport van de S.E.R. In de Memorie van Antwoord werd de spijt uitgedrukt van de Ministers van Sociale Zaken en van Financiën, dat verschillende leden zich met de voorgestelde extra compensatie ten behoeve van het derde kind en volgende kinderen niet konden verenigen en de motivering, waarop de Regering haar fundeerde, onvoldoende acht ten. Met betrekking tot de berekeningen werd medegedeeld, dat in de eerste plaats overwogen was, dat het door het C.B.S. be rekende prijsindexcijfer betrekking heeft op een gemiddelde ge zinsgrootte van 4 personen en derhalve niet zonder meer als re presentatief geacht kan worden voor afwijkende gezinsgrootte. Dit te minder omdat bepaalde prijsstijgingen n.l. die van brood, suiker en margarine bij toenemende gezinsomvang en gelijkblijvend inkomen een steeds groter deel gaan uitmaken van de totale uit gaven. In de Memorie van Antwoord werd becijferd, dat een verhoging van de kinderbijslag met 5% tot een niet gecompenseerd tekort van c.a. 16 ct. per week voor het derde en c.a. 10 cent per week voor elk völg'end kind zou leiden. Daarenboven werd nog gewezen op andere prijsstijgingen, zoals die van schoeisel en schoenrepara ties, waardoor het grote gezin relatief zwaarder wordt belast. Bij de openbare behandeling bleek duidelijk, dat in de Tweede Kamer geen meerderheid voor het Regeringsstandpunt te vinden was. Een tweetal amendementen van de Kamerleden mevrouw Fortaner-de Wit en de, heer van den Born hadden beiden de sterk- king om de extracompensatie uit het ontwerp van wet te lichten. Na een uitvoerige gedaehtenwisseling, waarbij in hoofdzaak werd ingegaan op hetgeen bij de schriftelijke gedaehtenwisseling' reeds ter sprake was gekomen, werd het amendement Fortanierde Wit, hetwelk Minister Joekes evenals het amendement van den Born ontraden had, met 52 tegen 28 stemmen aangenomen. Alleen de K.V.P. fractie en de heer Willems (P.v.d.A.) stemden tegen. De heer van den Eorn trok zijn amendement in. Wanneer de Eerste Kamer het gewijzigd ontwerp aanvaardt, worden de kinderbijslagen te rekenen vanaf 1 April 1951 als volgt: voor het eerste kind 0.46, voor het tweede en derde kind 0.51 en 0.67 voor het vierde en volgende kinderen. In de Tweede Kamer is door het aanvaarden van het amendement van mevr. Fortanierde Wit een verhoging van de kinderbijslag niet tot stand gekomen, tengevolge waarvan het grotere gezin be nadeeld wordt. Nadere berekeningen hebben aangetoond, dat de achterstand van de grotere gezinnen de volgende omvang heeft: voor een gezin met drie kinderen 8 cent voor een gezin met vier kinderen 29 cent voor een gezin met Vijf kinderen 76 cent. Het grotere gezin heeft dus tengevolge van de jongste prijsstij ging een groter verbruiksoffer gebracht dan 5%. De Regering heeft gepoogd aan dit grotere verbruiksoffer een einde te maken. Deze poging is echter mislukt. Bij de afwijzing van de Regerings voorstellen hebben verschillende argumenten gewogen n.l. 1. het ontbreken van een rapport van cle Sociaal Economische Raad (S.E.R.) 2. de ongunstige beinvloeding van de Verhouding tussen behoef te- en prestatieloon en 3. de overweging, dat de ouders zelf de verantwoordelijkheid moeten dragen van het grotere kindertal. Als de grote gezin nen relatief achteruitgaan, is dat hun eigen zaak.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 328