332 16 AUGUSTUS 1951 door anderen fout gemaakt is. Spreker moet de Raad ontraden het voorstel van de heer Veldkamp te aanvaarden. Hij waarschuwt de Raad zich niet op deze weg te begeven, daar in het Nederlands Staatsbestel een dergelijk besluit niet past. De heer VERMEULEN heeft aan het uitvoerig betoog van de heer Toxopeus weinig toe te voegen. Spreker wil ingaan op de ge- isoleerde positie, die de K.V.P. zou innemen met betrekking tot de kinderbijslag. Hij gelooft, dat het goed is te citeren, wat de heer v. d. Born inzake de grote gezinnen heeft gezegd: „Laat mij, om elk misverstand te voorkomen, vooraf stellen, dat „mijn fractiegenoten en ik een kinderbijslag niet alleen aanvaard baar achten maar deze uit een sociaal en zedelijk oogpunt ge- „wenst en economisch volkomen verantwoord achten." Spreker wil nog de volgende uitspraak van de heer v. d. Born aanhalen, om daarmede de veronderstelling, dat alleen de K.V.P. voor deze extra kinderbijslag is, uit de weg te ruimen: „Vanzelfsprekend willen wij gaarne spreken over een herziening „van de huidige kinderbijslagregeling. Doch eerst willen we het „rapport afwachten van een Commissie, door de S.E.R. ingesteld, „die deze kwestie in studie heeft. Onze conclusie heb ik dus in „feite medegedeeld, maar het is mij een behoefte om nog eens met „nadruk te zeggen, dat wij niet gaarne zouden willen beweren, dat „de thans bestaande kinderbijslagwet, zoals deze nu is, juist goed „is en dat Voor wijziging daarvan van ons geen medewerking zou „zijn te verwachten." Spreker meent, dat deze uitspraken het tegenovergestelde zijn van datgene, wat door de heer Veldkamp is gezegd. Eigenlijk had in deze raadsvergadering ter zake geen discussie moeten komen, aangezien hier gesproken wordt over de door de Landelijke Overheid gevoerde loon- en prijspolitiek. Daarom heeft ook sprekers fractie zich verwonderd over de door de heer Veld kamp gestelde vragen. Hij is met de heer Toxopeus van mening, dat de Raad zich terzake dient te onthouden Van iedere beslissing, zo dat ook niet dient overgegaan te worden tot het benoemen van een Commissie ad hoe. De heer JONGBLOED merkt op, dat de Raad bezig is met het voeren van landspolitiek. Naar zijn mening ligt het niet op de weg van de Raad incidenteel datgene te corrigeren en critiseren, wat in de Kamer is geschied. Als de Tweede Kamer een uitspraak doet, dan heeft de hoogste instantie beslist. Hoe men ook over deze be slissing denkt, doet hieraan geen afbreuk. Het staat vast dat het niet gegaan is over de principiële kwestie zelf, maar alleen over de feitelijke verhoudingen. Het is bewezen, dat de grote gezinnen een grotere consumptiebeperking is opgelegd. De Raad mag evenwel niet nakaarten over hetgeen in de Staten Generaal is geschied en zeker niet corrigerend optreden; zelfs niet indien een zodanig be sluit niet vernietigd zou worden. Zou de Raad een besluit nemen, dan zou deze iets doen, waartoe hij niet gerechtigd is. Indien het nodig blijkt, dat er voor de grote gezinnen iets gedaan moet wor den, dan wil spreker daar gaarne aan medewerken. Deze mede werking kan hij echter thans niet verlenen, daar ze aan het rege ringsvoorstel is gekoppeld. Op een moment, dat van een koppeling geen sprake is, kunnen terzake de nodige maatregelen getroffen worden. Thans is spreker echter tegen het instellen van de voor gestelde Commissie, omdat daardoor tot uiting komt, dat de Raad het niet eens is met de beslissing van de Staten Generaal.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 332